|
|
|
Dit artikel heeft betrekking op de bevoegdheid van de pensioenuitvoerder
tot waardeoverdracht in de gevallen dat er geen recht op waardeoverdracht
bestaat, maar wel sprake is van een verandering van werkgever.
Die bevoegdheid is in artikel 32a van de PSW en artikel 16 van de Regelen
PSW geregeld.
Het gaat daarbij in het eerste lid om de situaties dat de deelneming is
geëindigd vóór de in artikel 73 genoemde datum, of dat een deelnemer
niet binnen de gestelde termijn een verzoek tot waardeoverdracht heeft
gedaan. De bepalingen van artikel 71 zijn voor een groot deel van overeenkomstige
toepassing. Zo bestaat er bijvoorbeeld ook in dit geval bij het
van toepassing zijn van de in artikel 72 bedoelde omstandigheden bij de
overdragende of de ontvangende pensioenuitvoerder géén bevoegdheid
tot waardeoverdracht. Het nu voorgestelde artikel wijkt op een aantal
punten af van de PSW en de Regelen. Ten eerste heeft het nu voorgestelde
artikel alleen betrekking op waardeoverdracht op verzoek van een
individuele deelnemer, artikel 32a PSW daarentegen voorziet ook in de
mogelijkheid van collectieve waardeoverdracht op verzoek van de werkgever
of op eigen initiatief van de pensioenuitvoerder. Daarom is op
grond van artikel 32a PSW en artikel 16 van de Regelen instemming van
de deelnemer vereist. Ten tweede wordt niet langer geëist dat de
bevoegdheid van het pensioenfonds respectievelijk de verzekeraar om
waarde over te dragen opgenomen moet zijn in statuten en reglementen
respectievelijk de verzekeringsovereenkomst teneinde waardeoverdracht
mogelijk te maken.
Anders dan in artikel 32a van de PSW is hier ook voorzien in de mogelijkheid
om waarde over te dragen aan een beroepspensioenfonds. In dat
geval zal veelal geen sprake zijn van een wisseling van werkgever omdat
iemand die beroepsgenoot wordt veelal geen werknemer maar zelfstandige
wordt.
Tweede lid
Als de beëindiging heeft plaatsgevonden in het kader van een collectieve
beëindiging is er geen recht op waardeoverdracht op grond van artikel 71,
maar een bevoegdheid op grond van het onderhavige lid. Artikel 32a,
onderdeel d, PSW formuleert ook al een meldingsplicht bij groepsgewijze
verzoeken om waardeoverdracht, maar alleen voor zover het gaat om het
overdragende pensioenfonds. Die meldingsplicht is nu uitgebreid tot
verzekeraars. Nieuw is dat ook wanneer de ontvangende pensioenuitvoerder
geconfronteerd wordt met een groep deelnemers die waarde
willen laten overdragen naar diezelfde pensioenuitvoerder, het in het
belang van de overige deelnemers van de ontvangende pensioenuitvoerder
kan zijn om dat niet toe te staan. Daarom vindt toetsing plaats
door de toezichthouder. Nieuw is ook dat in de wet wordt
bepaald binnen welke termijn de toezichthouder een besluit moet nemen
over het opleggen van een verbod. Is er na drie maanden geen verbod
opgelegd door de toezichthouder, dan bestaat er een bevoegdheid tot
waardeoverdracht.
De grens tussen een individuele beëindiging en een groepsgewijze beëindiging
is niet altijd duidelijk te trekken. In de PSW is dit evenmin nader
ingevuld en dit is dan ook ter beoordeling van de pensioenuitvoerder.
Voor de positie van de pensioenuitvoerder is van belang wat er gebeurt
na een beëindiging van de deelneming. Wanneer een groep werknemers
met ontslag gaat, hun deelneming in de pensioenregeling wordt beëindigd
en zij vervolgens nieuwe werkgevers vinden, dan zullen zij vaak aan
de pensioenuitvoerder van hun vorige werkgever verzoeken tot waardeoverdracht
doen. Wanneer op grotere schaal waardeoverdracht plaatsvindt,
zouden de belangen van de achterblijvende deelnemers, gewezen
deelnemers en pensioengerechtigden in gevaar kunnen komen. Door een
melding van de pensioenuitvoerder aan de toezichthouder kan deze
bezien wat de gevolgen zijn voor de overdragende pensioenuitvoerder en
zonodig waardeoverdracht verbieden. Indien er bijvoorbeeld een korte- of
langetermijnherstelplan geldt, zal de toezichthouder moeten bezien of bij
groepsgewijze beëindiging waardeoverdracht financieel verantwoord is.
Het in het onderhavige lid bepaalde geldt ook bij groepsgewijze beëindiging
vanuit een verzekeraar. Bij een groepsgewijze beëindiging vanuit een
pensioenuitvoerder en daarop volgende waardeoverdrachten kan dit
gevolgen hebben voor het draagvlak van de pensioenuitvoerder, bijvoorbeeld
indien de leeftijdsopbouw ingrijpend wijzigt. Zowel op grond van
artikel 72 als op grond van het onderhavige artikel kan sprake zijn van een
verbod tot waardeoverdracht. Het eerstgenoemde artikel heeft betrekking
op een door de wet opgelegd algemeen verbod, het onderhavige artikel
ziet op een verbod inzake de waardeoverdracht van een specifieke groep.
Derde lid
Gebleken is dat de waardeoverdracht van pensioenaanspraken uit dienstverbanden
die zijn geëindigd voor de inwerkingtreding van het recht op
waardeoverdracht soms belemmerd wordt. Pensioenuitvoerders zijn
huiverig om hieraan mee te werken omdat zij, wanneer de pensioenaanspraken
waarop de deelnemer op grond van de wet recht behoudt bij
beëindiging nog niet volledig gefinancierd zijn, niet via de eis van individuele
actuariële gelijkwaardigheid voor dat financieringstekort willen
opdraaien. Die eis van actuariële gelijkwaardigheid richt zich echter tot de
ontvangende pensioenuitvoerder. Hij moet waarborgen dat de overgedragen
waarde actuarieel gelijkwaardige pensioenaanspraken oplevert.
Wanneer echter de overgedragen waarde (door de financieringsachterstand)
te laag is, is dat ook een belemmering voor de waardeoverdracht.
Op grond van artikel 32a PSW en het Besluit reken- en procedureregels
moet namelijk de overdrachtswaarde worden vastgesteld op basis van de
opgebouwde aanspraken waarop de deelnemer bij beëindiging recht
behoudt, dus zonder dat rekening gehouden wordt met een eventuele
financieringsachterstand. Om deze belemmering weg te nemen is hier een
versoepeling van die voorwaarde opgenomen. Aan die voorwaarde hoeft
in de genoemde gevallen niet te worden voldaan wanneer de gewezen
deelnemer en zijn eventuele partner hiermee schriftelijk instemmen en
daarmee de overdragende pensioenuitvoerder en de ontvangende
pensioenuitvoerder vrijwaren. Voor pensioenen ondergebracht bij
pensioenfondsen gaat het om deelnemingen die voor 8 juli 1994 zijn
geëindigd en voor pensioenen ondergebracht bij verzekeraars om dienstverbanden
die voor 8 juli 1994 zijn geëindigd.
De laatste cursieve zin heeft betrekking op de oorspronkelijke tekst van dit artikel. Het derde lid is later gewijzigd. Hierdoor heeft de tekst niet meer alleen op oude waardeoverdrachten betrekking, maar ontstaat de genoemde bevoegdheid ook als de noodzakelijke
aanvullende bijdragen als bedoeld in artikel 16a van de Regelen
verzekeringsovereenkomsten PSW niet kunnen worden voldaan, mits de
gewezen deelnemer en zijn partner daarmee instemmen.
|
|
|