Art. 64 Pensioenwet
Verbod van vervreemding en mogelijkheid van volmacht
   1.Vervreemding of elke andere handeling, waardoor de aanspraakgerechtigde of de pensioengerechtigde enig recht op zijn pensioenaanspraken of pensioenrechten aan een ander toekent is nietig, tenzij:
      a. verpanding plaatsvindt voor het verlenen van zekerheid voor het verkrijgen van uitstel van betaling als bedoeld in artikel 25, vijfde lid, van de Invorderingswet 1990;
      b. vervreemding plaatsvindt op grond van artikel 57, vijfde lid;
      c. verevening plaatsvindt op basis van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding;
      d. in het kader van een verrekening van pensioenrechten bij scheiding in plaats van de aanspraakgerechtigde of de pensioengerechtigde diens gewezen partner respectievelijk diens partner wordt aangewezen als begunstigde voor het geheel of een deel van het ouderdomspensioen, mits de pensioenuitvoerder hiermee instemt; of
      e. in het kader van een verrekening van pensioenrechten bij scheiding de waarde van het geheel of een deel van het ouderdomspensioen van de aanspraakgerechtigde of de pensioengerechtigde bij dezelfde pensioenuitvoerder wordt aangewend voor een ouderdomspensioen op het leven van diens gewezen partner respectievelijk diens partner, mits de pensioenuitvoerder hiermee instemt.

   2.Een volmacht tot invordering van uitkeringen uit hoofde van een pensioenrecht, onder welke vorm of welke benaming ook verleend, is steeds herroepelijk.

Memorie van Toelichting
Op basis van dit artikel geldt dat het niet is toegestaan om te beschikken over een pensioenrecht of aanspraak door deze bijvoorbeeld aan een ander over te dragen, te verpanden, te belenen of te schenken, tenzij er sprake is van de in a t/m c omschreven situaties. Wanneer een dergelijke beschikkingshandeling desondanks wordt verricht, is deze nietig en wordt dus niet geacht te hebben plaatsgevonden. Deze uitzonderingen houden verband met de noodzaak de claim van de fiscus te beschermen (zie onderdeel a), met de wens tot overdracht van het partnerpensioen na overlijden van een deelnemer in geval van scheiding (zie onderdeel b) of de mogelijkheid tot het afgeven van een herroepelijke volmacht (zie onderdeel c).

Onderdeel a
De mogelijkheid van een zogenaamd conserverend beslag is met ingang van 1 januari 2001 opgenomen in artikel 32, tweede lid, van de PSW. Deze heeft betrekking op de situatie waarin een pensioengerechtigde emigreert en er sprake is van waardeoverdracht aan een op grond van de loonbelasting kwalificerende buitenlandse pensioenuitvoerder, die niet aan de te stellen voorwaarden inzake informatieverstrekking en het stellen van zekerheid voldoet. Voor de aldus verschuldigde belasting zal in beginsel uitstel van betaling worden verleend zolang met betrekking tot het pensioen geen niet toegelaten handeling, zoals afkoop, vervreemding of zekerheidstelling wordt verricht.

In een aantal gevallen zal de belastingplichtige hiervoor zekerheid moeten stellen. Om te voorkomen dat die zekerheidstelling een beperking zou vormen voor de overdracht van pensioenkapitaal naar het buitenland wordt de mogelijkheid geboden om het pensioenkapitaal te verpanden aan de belastingdienst. Die verpanding zal vervolgens in een overeenkomst tussen de belastingdienst, de buitenlandse pensioenuitvoerder en de betrokken deelnemer worden gerealiseerd. Het betreft hier geen recht, maar een plicht van de aanspraak- of pensioengerechtigde om te vervreemden.

Onderdeel b
Op grond van de PSW bestond al de mogelijkheid voor de partners om in het kader van een scheiding een afwijkende afspraak te maken over het bijzondere partnerpensioen. Daartoe moeten de partners op grond van artikel 8a, derde lid, PSW hun afspraak hierover in hun huwelijkse voorwaarden of het scheidingsconvenant vastleggen en kan een afwijkende afspraak alleen gemaakt worden wanneer de pensioenuitvoerder bereid is het daaruit voortvloeiende gewijzigde risico te dekken. Gebleken is in de praktijk dat soms ná het overlijden van de deelnemer blijkt dat zijn gewezen partners onderling een andere afspraak willen maken over de verdeling van het partnerpensioen. Het nu voorgestelde artikel 57, zevende lid, biedt daarvoor de mogelijkheid.
Onderdelen c-d-e
Deze onderdelen zijn later toegevoegd met de volgende toelichting:
Op grond van de PSW bestond zowel de mogelijkheid om de gewezen partner als begunstigde aan te wijzen voor het gehele ouderdomspensioen dat op het leven van de deelnemer bleef lopen of een deel daarvan als de mogelijkheid om een deel of het geheel van het ouderdomspensioen aan te wenden voor een ouderdomspensioen op het leven en ten gunste van de vereveningsplichtige. (Zie artikel 3, tweede lid, van de Regelen verzekeringsovereenkomsten PSW en artikel 3 van de Afkoopregeling). Deze regelingen waren met name bedoeld voor scheidingen tussen 1981 en 1995. In de Pensioenwet zijn die regelingen vervallen vanuit de gedachte dat daaraan weinig behoefte meer zou bestaan. Omdat is gebleken dat die behoefte wel bestaat wordt voorgesteld om alsnog dergelijke regelingen op te nemen en daartoe de onderdelen d en e toe te voegen. Met de toevoeging van onderdeel c wordt duidelijker tot uitdrukking gebracht dat de Pensioenwet uiteraard de ruimte biedt voor pensioenverevening op basis van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding.
Lid 2
De mogelijkheid om een herroepelijke volmacht af te geven was ook in de PSW opgenomen. De volmacht kan alleen worden afgegeven indien er sprake is van een ingegaan pensioen. Het is weinig zinvol om een herroepelijke volmacht af te geven met betrekking tot een aanspraak. In de wettelijke sociale zekerheid bestaat eveneens de mogelijkheid om een herroepelijke volmacht af te geven inzake de uitkering (vergelijk artikel 26, tweede lid, van de AOW, artikel 59, tweede lid, van de Anw en artikel 40, tweede lid, van de WW). De figuur van de volmacht is in het BW geregeld in artikel 3:60. De volmachtverlener (een pensioengerechtigde) kan aan een derde de bevoegdheid geven om in zijn naam de uitkering te ontvangen. Omdat er uitsluitend sprake kan zijn van een herroepelijke volmacht, kan de pensioengerechtigde te allen tijde de volmacht intrekken en zijn uitkering weer zelf ontvangen.

Voor de goede orde wordt opgemerkt dat het onderhavige artikel niet belemmert dat er beslag kan worden gelegd op een pensioenaanspraak of pensioenrecht. Beslag is geen beschikkingshandeling van de aanspraakgerechtigde of pensioengerechtigde, maar van een schuldeiser.

« terug
Pensioenwet: