Memorie van Toelichting Art. 51 Pensioenwet
Pensioenregister
Eerste lid
In artikel 51 van de Pensioenwet en artikel 62 van de WVB is bepaald dat de pensioenuitvoerders een pensioenregister inrichten dat uiterlijk op 1 januari 2011 operationeel is. Het is natuurlijk de bedoeling dat dit pensioenregister vanaf het moment van introductie actief blijft. De tekst van de bepaling wordt hieraan aangepast. In het eerste lid van deze artikelen wordt daartoe bepaald dat er een pensioenregister is dat is ingericht en in stand wordt gehouden door de pensioenuitvoerders.
Naar aanleiding van een opmerking van het CBP wordt in het eerste lid tevens expliciet bepaald wat het doel is van het pensioenregister. Dit doel is: de aanspraakgerechtigde op duidelijke en begrijpelijke wijze in de gelegenheid stellen gegevens over zijn pensioenaanspraken te raadplegen. Onder pensioenaanspraken in de zin van dit artikel wordt tevens verstaan aanspraken op ouderdomspensioen grond van de Algemene ouderdomswet (AOW). Omdat aanspraak op AOW-uitkering wordt aangemerkt als pensioenaanspraak is de aanspraakgerechtigde ook degene met (alleen) aanspraak op AOW.

In het tweede lid wordt bepaald dat pensioenuitvoerders de informatie met betrekking tot pensioenaanspraken die kan worden geraadpleegd tijdig via het pensioenregister verstrekken. In eerste instantie zal het alleen gaan om aanspraken op ouderdomspensioen en partnerpensioen, later zullen daar mogelijk andere aanspraken zoals arbeidsongeschiktheidspensioen aan worden toegevoegd. Het opnemen van de verplichting voor pensioenuitvoerders om deze gegevens door middel van het pensioenregister te verstrekken betekent voor verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen en voor beroepspensioenfondsen dat wordt voldaan aan artikel 6, tweede lid, onderdeel a, van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 en artikel 46, tweede lid, onderdeel a, van de WVB.

Om een totaal overzicht van pensioenaanspraken te kunnen leveren wordt in het derde lid geregeld dat de Svb ook tijdig gegevens verstrekt. Daarbij zal het gaan om informatie over verzekeringstijdvakken en de daarop gebaseerde aanspraak op ouderdomspensioen op grond van de AOW die via het pensioenregister kan worden geraadpleegd. De Svb is op grond van artikel 35 van de Wet SUWI verantwoordelijke voor de verwerking van persoonsgegevens van verzekerden en uitkeringsgerechtigden in de zin van de volksverzekeringen en kan de relevante gegevens dus verstrekken voor gegevensverwerking door middel van het pensioenregister.

In het vierde lid wordt bepaald dat de gegevens die op grond van het tweede en derde lid door pensioenuitvoerders of de Svb worden verstrekt voor gegevensverwerking door middel van het pensioenregister in dat kader uitsluitend worden gebruikt voor het doel van het pensioenregister, namelijk betrokkenen de gelegenheid bieden hun gegevens te raadplegen. De woorden “in dat kader” worden gebruikt omdat de gegevens buiten het kader van het pensioenregister natuurlijk ook voor andere doeleinden worden gebruikt zoals de administratie van de pensioenaanspraken. In het vijfde lid wordt bepaald dat een door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen instelling het pensioenregister ontwikkelt en beheert en zorg draagt voor de tijdige verwerking van de gegevens en het goed functioneren van het pensioenregister. Deze instelling wordt naar verwachting de in het algemene deel van de toelichting beschreven Stichting Pensioenregister.

Pensioenuitvoerders mogen in hun persoonsregistraties op grond van artikel 94 van de Pensioenwet en artikel 102 van de WVB gebruik maken van het burgerservicenummer. De Svb kan dit op grond van artikel 35 van de Wet SUWI. In het zesde lid wordt geregeld dat de door de minister aan te wijzen instelling ten behoeve van het pensioenregister wordt aangewezen als bewerker in de zin van de Wbp. De instelling mag daardoor ook gebruik maken van het burgerservicenummer.

Op grond van het zevende lid stelt de aan te wijzen instelling in verband met zijn rol als bewerker een reglement vast waarin regels worden gesteld met betrekking tot het ontwikkelen en beheren van het pensioenregister. Dit reglement bevat in ieder geval regels over de gegevens die worden verstrekt (zoals eerder vermeld zal eerst de verstrekking van gegevens met betrekking tot ouderdomspensioen en partnerpensioen ter hand worden genomen en daarna, naar verwachting, andere pensioenvormen), de wijze waarop de gegevens verstrekt worden, de bekostiging van (het ontwikkelen en beheren van) het pensioenregister en de beveiliging van het register.

Door het aanmerken van de aan te wijzen instelling als bewerker en de vaststelling van het reglement wordt de verbintenis tot stand gebracht die er tussen verantwoordelijke en bewerker in de zin van de Wbp moet zijn. In het reglement zullen voor die verhouding wezenlijke regels worden opgenomen zoals de wijze waarop de pensioenuitvoerders en de Svb de informatie leveren en de wijze waarop de kosten van het pensioenregister in rekening worden gebracht bij de pensioenuitvoerders.

Op grond van het achtste lid wordt dit reglement (en elke wijziging ervan) goedgekeurd door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. In het negende lid wordt geregeld dat het toezichtinstrumentarium dat is opgenomen in hoofdstuk 7 van de Pensioenwet en hoofdstuk 6 van de WVB van overeenkomstige toepassing is op de door de minister aan te wijzen instelling. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om het geven van een aanwijzing of het opleggen van een bestuurlijke boete. AFM kan daardoor ook toezicht uitoefenen op deze instelling.

« terug