Art. 15 Pensioenwet
Nadere eisen ouderdomspensioen
1.Indien een pensioenovereenkomst voorziet in een ouderdomspensioen, wordt in de overeenkomst bepaald dat dat pensioen levenslang wordt uitgekeerd aan de gepensioneerde, tenzij het ouderdomspensioen uitsluitend voorziet in een uitkering tot het bereiken van de pensioenleeftijd op grond van de Algemene Ouderdomswet of tot het bereiken van de pensioenleeftijd voor het levenslange ouderdomspensioen.

2.Elk beding in strijd met het eerste lid is nietig.

Memorie van Toelichting
In de toelichting bij de definitie van het begrip ouderdomspensioen is al aangegeven waarom de eis dat een ouderdomspensioen levenslang wordt uitgekeerd niet is opgenomen in de definitie, maar als aparte norm is geformuleerd. Naast het levenslange ouderdomspensioen kan er sprake zijn van een tijdelijk ouderdomspensioen (ook wel aangeduid met het begrip overbruggingspensioen) dat wordt uitgekeerd tot de ingangsdatum van de AOW of tot het bereiken van de pensioenleeftijd voor het levenslange ouderdomspensioen.

In de formulering van de wettekst is gekozen voor nietigheid in plaats van vernietigbaarheid. Dat betekent dat de afspraak in strijd met deze bepaling hoe dan ook ongeldig is, los van de vraag of de werknemer zich hierop beroept. Indien een dergelijk nietig beding zou worden opgenomen vloeit uit de wet voort dat het ouderdomspensioen levenslang is.

« terug