Art. 2, lid 1 en 2a Pensioenwet
Nadere bepalingen definities
   1. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld over hetgeen onder de directeur-grootaandeelhouder wordt verstaan.

   2. Met een pensioenovereenkomst wordt gelijkgesteld:
      a. de uit de dienstbetrekking voortvloeiende rechtsbetrekking tussen een werkgever en een werknemer met betrekking tot pensioen in geval van deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds op basis van een verplichtstelling.

Memorie van Toelichting
Eerste lid
Zoals in het algemeen deel van de toelichting is aangegeven, zal ervoor worden gekozen om voor het criterium wie directeur-grootaandeelhouder is in de zin van de Pensioenwet aan te sluiten bij het 10% criterium van de PSW. Net als op basis van de PSW wordt geen onderscheid gemaakt tussen verschillende soorten aandelen. Er is één groep directeurengrootaandeelhouders die voldoet aan de definitie van directeur grootaandeelhouder in de zin van dit wetsvoorstel maar op wie desondanks de Pensioenwet van toepassing wordt. Het gaat daarbij om een in artikel 3, eerste lid, omschreven groep, namelijk de groep van directeuren-grootaandeelhouders die onder de werkingssfeer valt van een bedrijfstakpensioenfonds.

Dit is met name van belang voor de bedrijfstakpensioenfondsen die voor het onderscheid tussen «gewone» werknemer en directeur-grootaandeelhouder aansluiten bij de sociale verzekeringswetten.

Tweede lid, onderdeel a
Evenals in de PSW wordt in de wet de situatie waarin de werkgever en de werknemer geen afspraken maken betreffende pensioen, maar wel sprake is van een verplichtstelling op basis van de Wet Bpf 2000, gelijkgesteld met de situatie waarin er sprake is van een pensioenovereenkomst.

« terug
Pensioenwet: