Wft over de gemiddelde consument
(4e Nota van Wijziging)
Een groot deel van de regels in het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen is gericht op de bescherming van de cliënt onderscheidenlijk consument in zijn relatie met een financiële onderneming. Een belangrijk uitgangspunt ten aanzien van het opstellen van regels terzake is dat de cliënt en consument een eigen verantwoordelijkheid hebben bij de aanschaf van financiële producten. De regelgeving is erop gericht om de cliënt en consument in staat te stellen zich een weloverwogen oordeel te vormen over een bepaald product en een bepaalde vorm van dienstverlening.
Een terugkerende eis die aan alle vormen van dienstverlening wordt gesteld is derhalve dat de financiële onderneming adequate informatie geeft over haar producten en diensten. Van de cliënt of consument mag worden verwacht dat hij zich verdiept in deze informatie. Bij het aanbieden van de informatie moet de financiële onderneming uit kunnen gaan van een gemiddelde cliënt of consument.

Kenmerken gemiddelde consument
Wat zijn de kenmerken van de gemiddelde cliënt of consument? Neemt men als uitgangspunt een goedgelovige cliënt of consument die zich niet verdiept in wat hij koopt en (daardoor) eenvoudig te misleiden is, dan betekent dit dat de eis aan een financiële onderneming om zodanige informatie te verstrekken dat de cliënt of consument zich een adequaat oordeel kan vormen, onuitvoerbaar en zonder betekenis is. Immers, welk type informatie deze cliënt of consument ook krijgt aangeboden, hij zal die niet bestuderen en de waarschuwingen daarin niet lezen. De «goedgelovige cliënt» of «goedgelovige consument» als uitgangspunt nemen zou leiden tot een systeem waarbij van de financiële onderneming wordt verlangd dat zij, en niet de cliënt of consument, de afweging maakt of een bepaald product zou moeten worden aangeschaft. Anders gezegd, er zou voor alle financiële producten een adviesplicht ontstaan. Dit zou echter tot een aanzienlijke kostenstijging van alle financiële producten leiden en fundamenteel de verantwoordelijkheden van financiële onderneming en cliënt of consument verkeerd verdelen.

Zeker kennisniveau mag worden verondersteld
In het voorstel is als uitgangspunt genomen dat de gemiddelde cliënt of consument bereid is zich in de aangeboden informatie te verdiepen om aldus na te gaan wat de kenmerken en risico’s van een financieel product zijn en om te achterhalen of het product voor hem geschikt is. Bij het opstellen van de informatie mag de financiële onderneming ervan uitgaan dat de cliënt of consument in staat is zijn eigen financiële positie in kaart te brengen. Dit neemt niet weg dat in specifieke gevallen, met name bij complexe producten, van de financiële onderneming mag worden verlangd dat zij aangeeft voor welk type cliënt of consument het product geschikt is (het is dan echter aan de cliënt of consument om zelfstandig te beoordelen welk type cliënt of consument hij is). Dit betekent dus dat de financiële onderneming bij het opstellen van standaardinformatie een zeker kennisniveau als uitgangspunt mag nemen. Indien overigens een financiële onderneming haar informatieverstrekking specifiek richt op een bepaalde doelgroep, dan kan van haar verwacht worden dat zij haar informatieverstrekking afstemt op het kennisniveau van deze doelgroep.

Van de cliënt of consument die niet in staat is zijn eigen financiële positie in kaart te brengen mag in ieder geval worden verwacht dat hij beseft hiertoe niet in staat te zijn. Het gaat te ver om de financiële consumenten die een product aanschaffen waarvan zij, ondanks adequate informatievoorziening, de implicaties niet doorzien. Dergelijke cliënten en consumenten zullen competente hulp moeten zoeken. Deze kan worden gevonden in het informele circuit (familie en kennissen) of in het professionele circuit (aanbieders, tussenpersonen, adviseurs). Op deze laatste vorm van hulpverlening zijn de regels van het voorstel ter bescherming van de cliënt en consument van toepassing.

Bij advies is verantwoordelijkheid cliënt beperkter
De eigen verantwoordelijkheid van de cliënt en consument is beperkter indien de financiële onderneming de cliënt of de consument adviseert. In dat geval raadt de financiële onderneming immers de cliënt of de consument een specifiek product aan. Bij het geven van advies hoort de verantwoordelijkheid om na te gaan of het product ook bij de cliënt of consument past. De onderneming claimt immers over voldoende deskundigheid te beschikken om deze verantwoordelijkheid waar te maken. Zij zal dan actief bij de cliënt of de consument moeten nagaan wat zijn behoefte en financiële positie is en erop moeten toezien dat het product ook bij het profiel van de cliënt of consument aansluit. De cliënt of consument is overigens wel zelf verantwoordelijk voor de beslissing die hij neemt op basis van het advies en is bovendien gehouden om gegevens te verstrekken die nodig of nuttig kunnen zijn voor het advies.

In een enkel geval wordt in het gedragstoezicht een uitzondering gemaakt op de hierboven beschreven verantwoordelijkheidsverdeling.
Indien de dienstverlening van een beleggingsonderneming zich uitstrekt tot, kortweg, complexe financiële instrumenten, dient zij na te gaan of de cliënt in staat is om zonder advies gebruik te maken van haar diensten en moet zij de klant een waarschuwing geven indien zij meent dat dit niet het geval is (artikel 4:24). In hetzelfde artikel is ook de mogelijkheid gecreëerd om andere producten of diensten aan te wijzen waarvoor een financiële onderneming een dergelijke test zou moeten doen alvorens het product of de dienst aan de cliënt of consument zou mogen worden geleverd.

« terug