Bgfo Bijlage B 5
Eindtermen Levensverzekeringen
5.1. Voor de vaststelling van de vakbekwaamheid, bedoeld in artikel 4:9, tweede lid, van de wet gelden met betrekking tot levensverzekeringen de eindtermen genoemd in de onderdelen 5.2 tot en met 5.8.

5.2. De personen zijn in staat:
   a. de behoefte, risico’s en (toekomstige) aanspraken op het gebied van levensverzekeringen te inventariseren en interpreteren;
   b. de (toekomstige) financiële positie van de cliënt te inventariseren;
   c. alternatieve oplossingen te inventariseren voor het realiseren van de zekerheidsbehoefte;
   d. de meest geschikte verzekeringsvoorwaarden te selecteren en te vergelijken; en
   e. provisie- en vergoedingsregels uit te leggen aan de consument en de cliëntovereenkomst correct toe te passen.

5.3. De personen zijn in staat met betrekking tot bemiddelen in en adviseren over levensverzekeringen:
   a. een (aanvullende) levensverzekering te adviseren, om te komen tot een gerichte keuze en aanvraag;
   b. de mogelijke vormen en wettelijke (fiscale) gevolgen te verduidelijken, ten behoeve van de advisering van de cliënt;
   c. de mogelijke voorwaarden en risico’s van deze verzekeringen te verduidelijken
   d. de mogelijkheden op een (aanvullende) levensverzekeringen te verduidelijken bij een minder goede gezondheid;
   e. de premie of koopsom voor een (aanvullende) verzekering te berekenen en te verduidelijken met behulp van de beschikbare informatie;
   f. met de cliënt op correcte wijze een aanvraagformulier inclusief overige bescheiden voor een (aanvullende) verzekering in te vullen;
   g. een ingevuld aanvraagformulier inclusief overige bescheiden op juistheid te controleren;
   h. op correcte wijze een aanvraag inclusief overige bescheiden te verzenden;
   i. de cliënt te informeren over de mogelijkheid dat een aanvraag voor een (aanvullende) verzekering niet (zonder beperkingen) zal worden geaccepteerd; en
   j. de betekenis van het arbeidsongeschiktheidsrisico uit te leggen en het risico te vertalen in een correct advies over de aan levensverzekering gekoppelde arbeidsongeschiktheidsverzekering.

5.4. De personen zijn in staat met betrekking beheer en mutatie van de overeenkomst inzake levensverzekeringen:
   a. de cliënt tijdig te informeren over de acceptatiebeslissing voor een (aanvullende) levensverzekering en deze en overige informatie te vast te leggen;
   b. de polisdocumenten en overige informatie op juistheid te controleren, te verzenden aan de cliënt, en te vast te leggen;
   c. het advies voor een bestaande (aanvullende) verzekering te wijzigen, om aan te sluiten bij de gewijzigde persoonlijke situatie van de cliënt en te komen tot een aanpassing van de verzekering;
   d. de consument te informeren over wijzigingen, wijzigingsmogelijkheden en hun gevolgen voor een bestaande verzekering; en
   e. de gewenste wijzigingen van een bestaande (aanvullende) verzekering te verzenden aan de verzekeraar en na acceptatie en ontvangst te controleren en vast te leggen.

5.5. De personen zijn in staat bij een mogelijke aanspraak/vordering op een bestaande (aanvullende) levensverzekering:
   a. de cliënt te adviseren en diens belangen te bewaken in de contacten met de verzekeraar;
   b. de cliënt te informeren over de mogelijke aanspraak op vergoeding en de benodigde gegevens te verwerken;
   c. eventueel een onafhankelijke deskundige in te schakelen;
   d. de gevolgen van niet-premiebetaling en eventuele niet-toegestane aanspraken te verduidelijken aan de cliënt;
   e. met de cliënt op correcte wijze een meldingsformulier in te vullen;
   f. een ingevuld meldingsformulier op juistheid te controleren; en
   g. op correcte wijze het meldingsformulier en overige informatie te verzenden.

5.6. De personen zijn in staat met betrekking tot financiële instrumenten:
   a. uit te leggen aan de consument waarom het voor een goed beleggingsadvies belangrijk is een risicoprofiel te maken;
   b. de voor het risicoprofiel benodigde informatie over de financiële positie, ervaring en doelstellingen van de consument te verzamelen, rekening te houden met de periodieke inkomsten, de financiële lasten, de kennis en ervaring, het huidige en het voormalige beroep en het bezit van onroerende zaken;
   c. in actieve dialoog met de consument de risicotolerantie van de consument in kaart te brengen;
   d. op basis van de verzamelde informatie vast te stellen welk risicoprofiel op dit moment past bij de consument en te onderbouwen waarom hij tot dit profiel gekomen is; en
   e. vast te stellen welke vorm van dienstverlening past bij het profiel en de wensen van de consument en, indien van toepassing, door te verwijzen naar een ander type adviseur, en die financiële instrumenten te selecteren die passend zijn binnen hun competenties.

5.7. De personen zijn in staat met betrekking tot de totstandkoming van transacties in financiële instrumenten:
   a. overeenstemming te bereiken met de consument, inclusief ondertekening door de consument, over het risicoprofiel;
   b. aan de consument uit te kunnen leggen wat wordt bedoeld met de risico- en rendementinformatie die wordt gegeven bij de strategische asset allocaties en wat dat voor hem betekent;
   c. uit te kunnen leggen op welke veronderstellingen de strategische asset allocaties zijn gebaseerd en kanttekeningen te plaatsen bij de gehanteerde risico- en rendementinformatie;
   d. in overleg met de consument vast te stellen welke strategische asset allocatie die de diverse aanbieders hanteren, past bij het gekozen risicoprofiel;
   e. uit te kunnen leggen waarom de gemaakte keuze een momentopname is en waarom het belangrijk is periodiek deze keuze te heroverwegen;
   f. uit te leggen op welke wijze spreiding in de portefeuille kan worden gerealiseerd;
   g. de voor- en nadelen te beschrijven van een belegging in beleggingsinstellingen als onderdeel van modelportefeuilles;
   h. uit te leggen wat de meest voorkomende vormen van beleggingsbeleid van beleggingsinstellingen inhouden en wat de kenmerken en risico’s van deze vormen zijn;
   i. uit te leggen in welke objecten of financiële instrumenten beleggingsinstellingen beleggen, en wat de kenmerken en risico’s zijn van deze producten;
   j. de informatie over de invloed van de economische omgeving op de beleggingsportefeuille die de aanbieder van de beleggingsinstellingen bij deze producten geeft, aan de consument uit te leggen en de actuele ontwikkelingen op de financiële markten te duiden voor de consument in relatie tot het daarbij horende risicoprofiel en de asset allocatie;
   k. een concreet advies te geven over welke modelportefeuille (al dan niet in combinatie met andere producten) het beste aansluit bij het risicoprofiel en de wensen van de consument;
   l. de kenmerken en risico’s van financiële producten uit te leggen, waaronder, doch niet uitsluitend, het risico dat de consument tijdens of aan het einde van de looptijd een bijstorting moet doen of een restschuld overhoudt;
   m. financiële producten met elkaar te vergelijken en bepalen of deze producten geschikt zijn voor een specifieke consument; en
   n. bij de totstandkoming van transacties, integriteitdilemma’s tussen bedrijfsbelang en klantbelang te analyseren, af te wegen en deze afwegingen te verantwoorden.

5.8. De personen zijn in staat met betrekking tot het beheer en mutatie van de overeenkomst inzake financiële instrumenten:
   a. alle vereiste gegevens op de juiste manier vast te leggen in het klantdossier zodat ten minste aan de regels van de externe toezichthouder is voldaan;
   b. vast te stellen of bijsturing van de portefeuille nodig is, gegeven het eerder vastgestelde risicoprofiel;
   c. tijdens mutatiemomenten of door verstrekte informatie van de consument te signaleren of een wijziging in de persoonlijke financiële situatie een wijziging betekent in het risicoprofiel van de consument, waardoor de strategische asset allocatie bijgesteld zou kunnen worden en andere passende financiële instrumenten zouden kunnen worden geselecteerd;
   d. deze onder c bedoelde wijzigingen te vertalen in een concreet advies over aanpassing van de strategische asset allocatie.

« terug