Bgfo Bijlage B 2
Eindtermen Hypothecair krediet
2.1. Voor de vaststelling van de vakbekwaamheid, bedoeld in artikel 4:9, tweede lid, van de wet gelden, met betrekking tot hypothecair krediet, de eindtermen genoemd in de onderdelen 2.2 tot en met 2.7.

2.2. De personen zijn in staat met betrekking tot hypothecair krediet:
   a. ten behoeve van een juist en verantwoord advies de kredietbehoefte van de consument vast te stellen in termen van wensen en mogelijkheden, mede op basis van diens toekomstige situatie;
   b. de benodigde informatie te verzamelen en te beschrijven zodat alle relevante aspecten mee kunnen worden genomen in het advies;
   c. (globaal) de structuur en werking van de woning- en hypotheekmarkt te verduidelijken, inclusief de afweging kopen versus huren;
   d. rekening te houden met de rol en functie van overige partijen die bij het koopproces van de woning betrokken kunnen zijn (makelaar, notaris), teneinde de consument hieromtrent duidelijkheid te kunnen verschaffen; en
   e. provisie- en vergoedingsregels uit te leggen aan de consument en de cliëntovereenkomst correct toe te passen.

2.3. De personen zijn in staat met betrekking tot het bemiddelen in en adviseren over hypothecair krediet:
   a. de consument te informeren over het juridisch kader van koop en eigendomsverkrijging met betrekking tot onroerende zaken en de regelgeving terzake correct toe te passen;
   b. de wettelijke regels rondom de meest relevante zakelijke zekerheids- en genotsrechten toe te passen en de consument dienovereenkomstig te informeren en adviseren;
   c. de wettelijke regels met betrekking tot de financiële dienst alsmede de voorschriften ingevolge zelfregulering toe te passen zodat voldaan wordt aan deze eisen;
   d. de normen en voorwaarden van de Nationale Hypotheek Garantie in een concrete situatie correct toe te passen zodat de consument van deze mogelijkheid gebruik kan maken;
   e. op basis van de beschikbare informatie te bepalen welke aflossingsconstructie aansluit op de gegeven situatie zodat de consument tot een gerichte keuze kan komen;
   f. het beleggingsrisico bij de voor aflossing bestemde vermogensopbouw in kaart te brengen zodat een juiste afstemming op het cliëntenprofiel wordt bereikt;
   g. het overlijdensrisico te vertalen in een correct advies over de aan het krediet gekoppelde overlijdensrisicoverzekering(en);
   h. het aspect van kapitaalverzekering in de voor de aflossing bestemde vermogensopbouw en cliëntenprofiel in kaart te brengen en in een correct advies over het krediet te betrekken;
   i. de betekenis van de relevante schadeverzekeringen (opstal, inboedel) aan de consument duidelijk te maken en deze eventueel in het hypotheekadvies meenemen;
   j. de betekenis van het arbeidsongeschiktheidsrisico in het kader van de hypothecaire financiering uit te leggen en het risico te vertalen in een correct advies over de aan het krediet gekoppelde arbeidsongeschiktheidsverzekering;
   k. de betekenis van de relevante kapitaalverzekeringen aan de consument duidelijk te maken en deze eventueel in het hypotheekadvies mee te nemen;
   l. bijzondere hypotheekconstructies (overbrugging, depot, bankgarantie) aan de consument toe te lichten en in voorkomende gevallen toe te passen;
   m. te bepalen welke (extra) zekerheden vereist zijn teneinde de gevolgen hiervan voor de consument duidelijk te maken;
   n. de fiscale gevolgen van de aankoop van de (eigen) woning of ander bestedingsobject, alsmede van de hypothecaire financiering daarvan, te berekenen zodat de bruto en netto (woon)lasten kunnen worden vastgesteld;
   o. het verloop van de bruto- en nettolasten in de tijd weer te geven zodat deze voor de consument inzichtelijk worden;
   p. op hoofdlijnen de consument te informeren over de schenkings- en successierechtelijke gevolgen van de voorgenomen financiering;
   q. de verschillende rentetypen toe te lichten en het rentetarief te verklaren;
   r. een aanvraag vooraf te beoordelen zodat een inschatting terzake acceptatie kan worden gemaakt;
   s. met de consument een aanvraagformulier voor een hypotheekofferte in te vullen, danwel een reeds ingevuld formulier te controleren;
   t. de consument duidelijk te maken hoe het aanvraagproces verloopt;
   u. de door de aanbieder uitgebrachte hypotheekofferte te interpreteren en de consument dienovereenkomstig te informeren zodat deze de juiste afweging kan maken bij het accepteren van de offerte; en
   v. de hypotheekakte en andere relevante stukken te interpreteren en vragen van de consument hierover te beantwoorden.

2.4. De personen zijn in staat met betrekking tot het beheer en mutatie van de overeenkomst inzake hypothecair krediet:
   a. in een situatie van extra aflossing, op basis van de beschikbare gegevens, de te betalen kredietvergoeding te berekenen;
   b. op grond van signalen of periodieke revisie in te schatten of aanpassing van het krediet wenselijk is;
   c. de belangrijkste begrippen uit het kredietbeheer te benoemen zodat in voorkomende gevallen de consument hierover kan worden geïnformeerd; en
   d. de mogelijke consequenties van non-betaling te benoemen en de consument daarover te informeren.

2.5. De personen zijn in staat met betrekking tot financiële instrumenten:
   a. uit te leggen aan de consument waarom het voor een goed beleggingsadvies belangrijk is een risicoprofiel te maken;
   b. de voor het risicoprofiel benodigde informatie over de financiële positie, ervaring en doelstellingen van de consument te verzamelen, rekening te houden met de periodieke inkomsten, de financiële lasten, de kennis en ervaring, het huidige en het voormalige beroep en het bezit van onroerende zaken;
   c. in actieve dialoog met de consument de risicotolerantie van de consument in kaart te brengen;
   d. op basis van de verzamelde informatie vast te stellen welk risicoprofiel op dit moment past bij de consument en te onderbouwen waarom hij tot dit profiel gekomen is; en
   e. vast te stellen welke vorm van dienstverlening past bij het profiel en de wensen van de consument en, indien van toepassing, door te verwijzen naar een ander type adviseur, en die financiële instrumenten te selecteren die passend zijn binnen hun competenties.

2.6. De personen zijn in staat met betrekking tot de totstandkoming van transacties in financiële instrumenten:
   a. overeenstemming te bereiken met de consument, inclusief ondertekening door de consument, over het risicoprofiel;
   b. aan de consument uit te kunnen leggen wat wordt bedoeld met de risico- en rendementinformatie die wordt gegeven bij de strategische asset allocaties en wat dat voor hem betekent;
   c. uit te kunnen leggen op welke veronderstellingen de strategische asset allocaties zijn gebaseerd en kanttekeningen te plaatsen bij de gehanteerde risico- en rendementinformatie;
   d. in overleg met de consument vast te stellen welke strategische asset allocatie die de diverse aanbieders hanteren, past bij het gekozen risicoprofiel;
   e. uit te kunnen leggen waarom de gemaakte keuze een momentopname is en waarom het belangrijk is periodiek deze keuze te heroverwegen;
   f. uit te leggen op welke wijze spreiding in de portefeuille kan worden gerealiseerd;
   g. de voor- en nadelen te beschrijven van een belegging in beleggingsinstellingen als onderdeel van modelportefeuilles;
   h. uit te leggen wat de meest voorkomende vormen van beleggingsbeleid van beleggingsinstellingen inhouden en wat de kenmerken en risico’s van deze vormen zijn;
   i. uit te leggen in welke objecten of financiële instrumenten beleggingsinstellingen beleggen, en wat de kenmerken en risico’s zijn van deze producten;
   j. de informatie over de invloed van de economische omgeving op de beleggingsportefeuille die de aanbieder van de beleggingsinstellingen bij deze producten geeft, aan de consument uit te leggen en de actuele ontwikkelingen op de financiële markten te duiden voor de consument in relatie tot het daarbij horende risicoprofiel en de asset allocatie;
   k. een concreet advies te geven over welke modelportefeuille (al dan niet in combinatie met andere producten) het beste aansluit bij het risicoprofiel en de wensen van de consument;
   l. de kenmerken en risico’s van financiële producten uit te leggen, waaronder, doch niet uitsluitend, het risico dat de consument tijdens of aan het einde van de looptijd een bijstorting moet doen of een restschuld overhoudt;
   m. financiële producten met elkaar te vergelijken en bepalen of deze producten geschikt zijn voor een specifieke consument; e
   n. met betrekking tot de totstandkoming van transacties, integriteitdilemma’s tussen bedrijfsbelang en klantbelang te analyseren, af te wegen en deze afwegingen te verantwoorden.

2.7. De personen zijn in staat met betrekking tot het beheer en mutatie van de overeenkomst inzake financiële instrumenten:
   a. alle vereiste gegevens op de juiste manier vast te leggen in het klantdossier zodat ten minste aan de regels van de externe toezichthouder is voldaan;
   b. vast te stellen of bijsturing van de portefeuille nodig is, gegeven het eerder vastgestelde risicoprofiel;
   c. tijdens mutatiemomenten of door verstrekte informatie van de consument te signaleren of een wijziging in de persoonlijke financiële situatie een wijziging betekent in het risicoprofiel van de consument, waardoor de strategische asset allocatie bijgesteld zou kunnen worden en andere passende financiële instrumenten zouden kunnen worden geselecteerd; en
   d. deze onder c bedoelde wijzigingen te vertalen in een concreet advies over aanpassing van de strategische asset allocatie.

« terug