Memorie van Toelichting:
Pensioen gekoppeld aan arbeidsrelatie
Met pensioen in de zin van deze wet wordt gedoeld op de arbeidsvoorwaarde pensioen, zoals werkgever en werknemer die overeenkomen in het kader van een arbeidsovereenkomst. Dit is in de definitiebepalingen tot uitdrukking gebracht door de introductie van een ten opzichte van de PSW nieuw begrip: de pensioenovereenkomst. Dit begrip vervangt het in de PSW gehanteerde begrip «pensioentoezegging». De term pensioenovereenkomst verdient de voorkeur omdat deze, beter dan het in de PSW gehanteerde begrip pensioentoezegging, uitdrukt dat pensioen een arbeidsvoorwaarde is die werkgever en werknemer samen overeenkomen. De suggestie volgend uit de term pensioentoezegging dat het bij pensioen om een eenzijdige rechtshandeling en dus om een gunst van de werkgever gaat, is daarmee verdwenen. Deze wet beoogt geen inhoudelijke wijzigingen met de keuze voor het begrip pensioenovereenkomst in plaats van pensioentoezegging. Voor de totstandkoming van de pensioenovereenkomst is aanvaarding van de kant van de werknemer vereist. Hier is geen verschil met het begrip pensioentoezegging: in de literatuur en in jurisprudentie wordt er over het algemeen al vanuit gegaan dat ook een pensioentoezegging aanvaard moet worden door de werknemer. Deze aanvaarding hoeft echter, net als bij een arbeidsovereenkomst, niet in één bepaalde vorm te gebeuren, bijvoorbeeld mondeling of schriftelijk. De aanvaarding kan blijken uit één of meer gedragingen, bijvoorbeeld uit het feit dat de werknemer accepteert dat op zijn loon pensioenpremies worden ingehouden.

Incidentele, vooraf niet overeengekomen verhogingen van de pensioenuitkering door de werkgever die de werkgever rechtstreeks aan de gepensioneerde uitkeert, worden niet als pensioen in de zin van dit wetsvoorstel gezien. Het gaat immers niet om een tijdens de arbeidsrelatie overeengekomen afspraak. Als de werkgever tijdens de arbeidsrelatie ook maar enigszins een suggestie heeft gedaan aan werknemers dat zij er op kunnen rekenen dat zij later als ze gepensioneerd zijn, verhogingen van de pensioenuitkeringen kunnen verwachten, wordt dat als een (mondelinge) pensioenovereenkomst beschouwd en is het een pensioenovereenkomst die hij extern moet onderbrengen.

Voorzover het gaat om een toeslag die door een pensioenfondsbestuur gegeven wordt uit overreserves, zonder daar door het reglement op enigerlei wijze toe verplicht te worden, geldt dat het gaat om een handeling die voortvloeit uit de pensioenovereenkomst. De pensioenovereenkomst is namelijk ondergebracht bij een pensioenfonds. Als gevolg daarvan heeft dat fonds een overschot dat het toebedeelt aan deelnemers, gewezen deelnemers en/of pensioengerechtigden. Zonder de uitvoering van die pensioenovereenkomst was er geen overschot en geen toeslag.

Personele reikwijdte
De wet is primair van toepassing op de werkgever en de werknemer. Immers, zij sluiten in het kader van de arbeidsrelatie al dan niet een pensioenovereenkomst. De personele reikwijdte wordt daardoor bepaald door de definitie van de begrippen werknemer en werkgever.

De personele reikwijdte wordt hierdoor, voorzover het gaat om werknemers, op een andere wijze bepaald dan in de PSW. De PSW is van toepassing op alle «aan de onderneming verbonden» personen. Dat is het gevolg van de wijze waarop de onderbrengingsplicht is geformuleerd (artikel 2, eerste lid, PSW): «Een werkgever, die aan personen verbonden aan zijn onderneming, toezeggingen omtrent pensioen doet, ..., is verplicht ter uitvoering daarvan:...».

Het begrip «verbonden aan de onderneming» is naar de mening van de regering echter vaag en mede daardoor te ruim. Onduidelijk is wie er precies bedoeld worden met «personen verbonden aan de onderneming». Het kan hierbij niet alleen gaan om werknemers of om personen met een arbeidsrelatie die verwant is aan die van werknemers (zoals oproepkrachten of thuiswerkers), maar bijvoorbeeld ook om de werkgever zelf, commissarissen, opdrachtnemers, gedetacheerde werknemers, freelancers of zelfs om aandeelhouders. Wetstechnisch is het daardoor een weinig fraai begrip. Er wordt immers geen helderheid geboden over de exacte reikwijdte van de wet. Dat is wel het geval bij hantering van het begrip «werknemer».

De definitie van het begrip werknemer is ontleend aan de wet Arbeid en zorg (Stb. 2001, 567). Bij deze definitie wordt verwezen naar de begrippen arbeidsovereenkomst in het Burgerlijk Wetboek en publiekrechtelijke aanstelling. Hierdoor wordt bereikt dat er sprake is van een ruime reikwijdte van dit wetsvoorstel waar bijvoorbeeld ook ambtenaren onder vallen. Ook pensioenovereenkomsten gesloten met uitzendkrachten vallen onder de wet: immers sinds de invoering van wet Flexibiliteit en zekerheid (Stb. 1998, 741) is verduidelijkt dat uitzendkrachten werken op basis van een arbeidsovereenkomst in de zin van het Burgerlijk Wetboek. Sinds de invoering van de wet Flexibiliteit en zekerheid is ook duidelijker geworden wanneer oproepkrachten op basis van een arbeidsovereenkomst werken en dus onder de werking van dit wetsvoorstel vallen als zij een pensioenovereenkomst hebben afgesloten. Door het hanteren van het begrip werknemer wordt voorts de positie van huishoudelijke hulpen, zoals alfahulpen, die in een particulier huishouden werkzaam zijn, verbeterd. Immers, zij vallen niet onder het begrip «verbonden aan een onderneming» hoewel zij wel op basis van een arbeidsovereenkomst kunnen werken. Wanneer zij dan een pensioenovereenkomst sluiten, vallen zij onder de beschermende werking van het onderhavige wetsvoorstel. Hoewel het begrip werknemer al ruim is, acht de regering het zinvol de minister de mogelijkheid te geven bepaalde categorieën personen die niet werken op basis van een arbeidsovereenkomst of publiekrechtelijke aanstelling, toch aan te wijzen als werknemers in de zin van deze wet. Het dient hierbij te gaan om personen die werken in een arbeidsverhouding waarbij tegen beloning persoonlijke arbeid wordt verricht. Hierdoor kunnen alleen personen aangewezen worden die een bepaalde arbeidsrelatie met de onderneming of instelling hebben.

Het ligt in de rede dat de minister bij gebruikmaking van deze aanwijsbevoegdheid de Stichting van de Arbeid raadpleegt. Het gaat immers om arbeidsvoorwaarden waar sociale partners primair verantwoordelijk voor zijn. Het staat de Stichting van de Arbeid vrij categorieën personen voor te dragen om aangewezen te worden als werknemer in de zin van de Pensioenwet.

« terug