|
|
|
Mogelijkheid tot afkoop kleine pensioenaanspraken bij beëindiging
deelneming vervangt de mogelijkheid van premierestitutie en afkoop op
pensioendatum.
De regering vindt het van groot belang dat er op grond van de wet een
mogelijkheid overblijft om de administratieve lasten die voortvloeien uit
kleine pensioenaanspraken te beheersen. De kans op strijdigheid met
antidiscriminatieregelgeving van deze mogelijkheid moet zo klein mogelijk
zijn. Mede om die reden heeft de regering ervoor gekozen de twee
bestaande mogelijkheden op grond van de wet, premierestitutie en
afkoop van kleine pensioenen bij pensionering, te vervangen door één
mogelijkheid van afkoop van kleine pensioenaanspraken na beëindiging
van de deelneming. De regeling bevat op hoofdlijnen de volgende
elementen:
- Pensioenuitvoerders krijgen het eenzijdige recht om kleine pensioenaanspraken
van gewezen deelnemers, 2 jaar nadat een deelnemer
gewezen deelnemer is geworden, onder bepaalde voorwaarden af te
kopen. In tegenstelling tot de afkoopmogelijkheid bij pensionering in
de PSW is er geen recht van de deelnemer om een verzoek tot afkoop
te doen. Primair doel is immers het bieden van een mogelijkheid voor
pensioenuitvoerders administratieve lasten te beheersen Een recht tot
verzoek om afkoop van een deelnemer ligt dan niet voor de hand.
- De periode van 2 jaar is bedoeld om te stimuleren dat gewezen deelnemers,
als zij in die periode een nieuwe baan krijgen, de kleine
pensioenaanspraak alsnog overdragen. Dus ook een werknemer die
werkloos wordt, niet meteen een nieuwe baan krijgt maar er langere
tijd (maar niet langer dan twee jaar) over doet om een nieuwe betrekking
te vinden, kan voorkomen dat de kleine aanspraak wordt afgekocht.
- Als een gewezen deelnemer waarde wil overdragen moet hij binnen de
periode van twee jaar de procedure voor waardeoverdracht bij de
nieuwe pensioenuitvoerder in gang hebben gezet. Tevens dient de
gewezen deelnemer het in gang zetten van de procedure bij de
pensioenuitvoerder van de oude werkgever te melden. Dit is nodig om
te voorkomen dat een procedure voor waardeoverdracht in gang is
gezet die, in verband met de wettelijke termijnen, pas tot een daadwerkelijk
verzoek leidt op het moment dat de oude pensioenuitvoerder de
aanspraak al heeft afgekocht. Als een deelnemer zo’n melding bij de
pensioenuitvoerder van de oude werkgever heeft gedaan, vervalt het
recht op afkoop van de pensioenuitvoerder. De pensioenuitvoerder kan
dan op een later moment nog wel afkopen, alleen dient de gewezen
deelnemer dan met de afkoop in te stemmen.
- Kleine pensioenaanspraken zijn aanspraken die op de reguliere
pensioendatum zonder gebruikmaking van keuzemogelijkheden (dus
afgezien van vervroeging of uitstel of toepassing van een andere
keuzemogelijkheid) kleiner zijn dan 400 euro per jaar op pensioendatum.
Het gaat daarbij om de som van de aanspraken uit de basispensioenregeling
en de eventuele vrijwillige pensioenregeling. Bij
kapitaal- en premieovereenkomsten moet getoetst worden aan de
periodieke uitkering op jaarbasis die, op het moment van beëindiging,
ingekocht zou kunnen worden met het kapitaal dat op dat moment
aanwezig is. Dat moet gebeuren op dezelfde wijze zoals geldt op grond
van het artikel dat behoud van aanspraken bij kapitaalof premieovereenkomsten
regelt.
- Wanneer bij toetsing op het moment dat de uitkering in gaat, blijkt dat
een pensioenuitvoerder het recht heeft het pensioenrecht af te kopen,
dient deze binnen zes maanden te beslissen of tot afkoop wordt overgegaan.
Als een pensioenuitvoerder op een later moment wil afkopen
is dat mogelijk, zij het dat dan instemming van de pensioengerechtigde
nodig is.
- Pensioenuitvoerders houden net als in de PSW het recht om kleine
ingaande partnerpensioenen en aanspraken op bijzonder partnerpensioen
af te kopen. Daarvoor geldt hetzelfde grensbedrag.
- Werkgever en werknemer kunnen in de pensioenovereenkomst
afspraken maken over de beperking van het afkooprecht door de
pensioenuitvoerder, door een lager maximaal afkoopbedrag vast te
stellen.
|
|