Paragraaf 4.3 Memorie van Toelichting
C-polis
Op grond van deze wet is het niet langer mogelijk om de werknemer als verzekeringnemer te laten optreden bij de onderbrenging van de pensioenovereenkomst bij een verzekeraar. De regering is van mening dat de betrokkenheid van de werkgever bij de onderbrenging van de pensioenovereenkomst essentieel is. Op grond van deze wet is de werkgever dan ook de enige die een pensioenovereenkomst kan onderbrengen bij een pensioenuitvoerder: de werkgever is verzekeringnemer.

Dit geldt voor basispensioenregelingen én vrijwillige pensioenregelingen. Artikel 2, vierde lid, onderdeel c, van de PSW bepaalt dat een werkgever die aan zijn werknemers een pensioentoezegging doet, de uitvoering van deze pensioentoezegging kan onderbrengen bij een verzekeraar door zijn werknemers in de gelegenheid te stellen om zelf een overeenkomst met de verzekeraar te sluiten (de zogenoemde C-polis). In geval van een C-polis is de werknemer verzekeringnemer. Aangezien een pensioenovereenkomst voortkomt uit een aanbod van de werkgever aan zijn werknemer(s), ligt het in de ogen van de regering voor de hand dat het ook díe werkgever is die verantwoordelijk is voor de onderbrenging van de uitvoering van de pensioenovereenkomst bij een pensioenuitvoerder. Alleen op die manier kan de werkgever zijn verantwoordelijkheden op grond van deze wet naar de mening van de regering voldoende waarmaken.

De regering vindt het bovendien van belang dat er een einde komt aan de begripsverwarring die ontstaat doordat de begrippen C-polis (regeling in de tweede pijler) en lijfrente (regeling in de derde pijler) in de praktijk soms door elkaar worden gebruikt. Tweede- en derdepijlerregelingen moeten duidelijk van elkaar te onderscheiden zijn, omdat het om fundamenteel verschillende vormen van oudedagsvoorziening gaat met verschillende wettelijke verplichtingen. Tweedepijlerregelingen zijn gerelateerd aan de arbeidsverhouding tussen werkgever en werknemer. Derdepijlerregelingen zijn niet gerelateerd aan de arbeidsverhouding, maar zijn los van een arbeidsverhouding, in de privé-sfeer, gesloten verzekeringen voor een oudedagsvoorziening.

Bovendien heeft de C-polis in de ogen van de regering zijn toegevoegde waarde inmiddels verloren:
In de loop van de jaren zijn de bestaande materiële verschillen tussen B-polissen (werkgever is verzekeringnemer) en C-polissen (werknemer is verzekeringnemer), waarvan het bestaan van een afkoopmogelijkheid de meest in het oog springende was, komen te vervallen.
C-polissen leveren voor werknemers niet meer flexibiliteit op dan een B-polis:
 a.C-polissen zijn in de praktijk gedurende het dienstverband namelijk vaak voorzien van een zogenoemde blokkeringsclausule. Dit houdt in dat de werknemer ten aanzien van de pensioenverzekeringspolis alleen kan handelen met toestemming van de werkgever.
 b.C-polissen worden vaak door middel van een zogenoemd mantelcontract ondergebracht bij een verzekeraar. De werkgever sluit in zo’n geval een overeenkomst met een verzekeraar waarin wordt afgesproken dat zijn werknemers hun C-polis bij de verzekeraar onderbrengen. De werkgever draagt collectief de premie af. De werknemer heeft geen vrije keuze van verzekeraar en kan evenmin zelf onderhandelen over de polisvoorwaarden.
 c.In de praktijk kan de werknemer de polis vaak niet voortzetten bij de volgende werkgever als de werknemer wisselt van werkgever. De nieuwe werkgever zal doorgaans immers veelal al een eigen pensioenregeling met een andere pensioenuitvoerder voor zijn werknemers hebben en daardoor niet genegen zijn om verplichtingen ten aanzien van de C-polis over te nemen. In de praktijk wordt een C-polis bij einde dienstverband in verband met de overstap naar een andere werkgever dan ook premievrij gemaakt en vindt vaak waardeoverdracht plaats.
Het voortzetten van een C-polis bij een nieuwe werkgever is door het recht op waardeoverdracht niet meer nodig. Door gebruik te maken van het recht op waardeoverdracht kan de werknemer immers eveneens versnippering van de pensioenopbouw over verschillende pensioenuitvoerders voorkomen.

De regering heeft op grond van het bovenstaande besloten om de mogelijkheid tot het sluiten van C-polissen af te schaffen. Dit heeft als bijkomend positief effect dat de bestaande regelgeving vereenvoudigd kan worden. De ombudsman pensioenen en de ombudsman verzekeringen ondersteunen het voorstel om de C-polis af te schaffen, omdat daarmee een einde komt aan de onduidelijkheden die rond deze polis bestaan. Het afschaffen van de C-polis betekent overigens niet dat werkgevers geen mantelcontracten meer kunnen afsluiten met een individuele invulling ten aanzien van de pensioenovereenkomst met de afzonderlijke werknemers. Dat kan alleen niet meer in de vorm van een C-polis, maar moet in de vorm van een verzekering waarbij de werkgever verzekeringnemer is.

« terug