Op grond van deze wet is het niet langer mogelijk om de werknemer
als verzekeringnemer te laten optreden bij de onderbrenging van
de pensioenovereenkomst bij een verzekeraar. De regering is van mening
dat de betrokkenheid van de werkgever bij de onderbrenging van de
pensioenovereenkomst essentieel is. Op grond van deze wet is de
werkgever dan ook de enige die een pensioenovereenkomst kan onderbrengen
bij een pensioenuitvoerder: de werkgever is verzekeringnemer.
Dit geldt voor basispensioenregelingen én vrijwillige pensioenregelingen.
Artikel 2, vierde lid, onderdeel c, van de PSW bepaalt dat een werkgever
die aan zijn werknemers een pensioentoezegging doet, de uitvoering van
deze pensioentoezegging kan onderbrengen bij een verzekeraar door zijn
werknemers in de gelegenheid te stellen om zelf een overeenkomst met
de verzekeraar te sluiten (de zogenoemde C-polis). In geval van een
C-polis is de werknemer verzekeringnemer. Aangezien een pensioenovereenkomst
voortkomt uit een aanbod van de werkgever aan zijn werknemer(s), ligt het in de ogen van de regering voor de hand dat het ook díe
werkgever is die verantwoordelijk is voor de onderbrenging van de
uitvoering van de pensioenovereenkomst bij een pensioenuitvoerder.
Alleen op die manier kan de werkgever zijn verantwoordelijkheden op
grond van deze wet naar de mening van de regering voldoende
waarmaken.
De regering vindt het bovendien van belang dat er een einde komt aan de
begripsverwarring die ontstaat doordat de begrippen C-polis (regeling in
de tweede pijler) en lijfrente (regeling in de derde pijler) in de praktijk
soms door elkaar worden gebruikt. Tweede- en derdepijlerregelingen
moeten duidelijk van elkaar te onderscheiden zijn, omdat het om fundamenteel
verschillende vormen van oudedagsvoorziening gaat met
verschillende wettelijke verplichtingen. Tweedepijlerregelingen zijn gerelateerd
aan de arbeidsverhouding tussen werkgever en werknemer. Derdepijlerregelingen
zijn niet gerelateerd aan de arbeidsverhouding, maar zijn
los van een arbeidsverhouding, in de privé-sfeer, gesloten verzekeringen
voor een oudedagsvoorziening.
Bovendien heeft de C-polis in de ogen van de regering zijn toegevoegde
waarde inmiddels verloren:
• | In de loop van de jaren zijn de bestaande materiële verschillen tussen
B-polissen (werkgever is verzekeringnemer) en C-polissen (werknemer
is verzekeringnemer), waarvan het bestaan van een afkoopmogelijkheid
de meest in het oog springende was, komen te vervallen.
| • | C-polissen leveren voor werknemers niet meer flexibiliteit op dan een
B-polis:
| | a. | C-polissen zijn in de praktijk gedurende het dienstverband namelijk
vaak voorzien van een zogenoemde blokkeringsclausule. Dit houdt
in dat de werknemer ten aanzien van de pensioenverzekeringspolis
alleen kan handelen met toestemming van de werkgever.
| | b. | C-polissen worden vaak door middel van een zogenoemd mantelcontract
ondergebracht bij een verzekeraar. De werkgever sluit in
zo’n geval een overeenkomst met een verzekeraar waarin wordt
afgesproken dat zijn werknemers hun C-polis bij de verzekeraar
onderbrengen. De werkgever draagt collectief de premie af. De
werknemer heeft geen vrije keuze van verzekeraar en kan evenmin
zelf onderhandelen over de polisvoorwaarden.
| | c. | In de praktijk kan de werknemer de polis vaak niet voortzetten bij de
volgende werkgever als de werknemer wisselt van werkgever. De
nieuwe werkgever zal doorgaans immers veelal al een eigen
pensioenregeling met een andere pensioenuitvoerder voor zijn
werknemers hebben en daardoor niet genegen zijn om verplichtingen
ten aanzien van de C-polis over te nemen. In de praktijk
wordt een C-polis bij einde dienstverband in verband met de overstap
naar een andere werkgever dan ook premievrij gemaakt en
vindt vaak waardeoverdracht plaats.
| • | Het voortzetten van een C-polis bij een nieuwe werkgever is door het
recht op waardeoverdracht niet meer nodig. Door gebruik te maken
van het recht op waardeoverdracht kan de werknemer immers eveneens
versnippering van de pensioenopbouw over verschillende
pensioenuitvoerders voorkomen.
|
De regering heeft op grond van het bovenstaande besloten om de mogelijkheid
tot het sluiten van C-polissen af te schaffen. Dit heeft als bijkomend
positief effect dat de bestaande regelgeving vereenvoudigd kan
worden. De ombudsman pensioenen en de ombudsman verzekeringen
ondersteunen het voorstel om de C-polis af te schaffen, omdat daarmee
een einde komt aan de onduidelijkheden die rond deze polis bestaan.
Het afschaffen van de C-polis betekent overigens niet dat werkgevers
geen mantelcontracten meer kunnen afsluiten met een individuele invulling
ten aanzien van de pensioenovereenkomst met de afzonderlijke werknemers.
Dat kan alleen niet meer in de vorm van een C-polis, maar moet
in de vorm van een verzekering waarbij de werkgever verzekeringnemer
is.
|