Memorie van Toelichting
Verplichting om qua inhoud eenzelfde pensioenovereenkomst te sluiten in het kader van gelijke behandeling
In paragraaf 3.2.2 is ingegaan op de verplichting om in het kader van gelijke behandeling van verschillende categorieën werknemers al dan niet een pensioenovereenkomst te sluiten. In deze paragraaf komt gelijke behandeling van verschillende werknemers aan de orde voorzover het gaat om de verplichting de inhoud van de pensioenovereenkomst hetzelfde te maken.

Naast gelijke behandeling van mannen en vrouwen, deeltijd- en voltijdwerknemers, werknemers met een tijdelijk en een vast contract, en van verschillende leeftijdscategorieën, speelt hier de gelijke behandeling van gehuwden en geregistreerde partners aan de ene kant met ongehuwd en niet-geregistreerd samenwonende partners aan de andere kant.

Mannen en vrouwen
De overeenkomst die wordt aangeboden mag qua inhoud en uitvoering niet afwijken van de overeenkomst die werknemers van het andere geslacht krijgen aangeboden. Bij uitkeringsovereenkomsten en kapitaalovereenkomsten is het expliciet verboden onderscheid te maken voor wat betreft het niveau van de uitkering respectievelijk het kapitaal. Wel is toegestaan dat in geval van een uitkeringsovereenkomst of kapitaalovereenkomst de werkgever aan de pensioenuitvoerder verschillende premies betaalt voor mannen en vrouwen, doch alleen voorzover dat gerechtvaardigd is in verband met voor mannen en vrouwen verschillende actuariële berekeningselementen. De werknemerspremies mogen bij mannen en vrouwen niet verschillen. Het voorschrift voor gelijke uitkeringen bij premieovereenkomsten is als gevolg van overgangsrecht effectief sinds 1 januari 2005. Evenals bij uitkeringsovereenkomsten is ook bij premieovereenkomsten, gegeven de verschillende levensverwachtingen, de mogelijkheid gecreëerd voor mannen en vrouwen verschillende werkgeverspremies af te dragen. Hierbij kan eventueel gekozen worden voor het hanteren van sekseneutrale actuariële factoren waardoor al bij de premieafdracht gelijkheid ontstaat.

Bij de mogelijkheid pensioensoorten tegen elkaar uit te ruilen is gelijke behandeling van mannen en vrouwen ook voorgeschreven. In dat geval is een voor mannen en vrouwen gelijke ruilvoet voorgeschreven. Dit laatste is geregeld in de PSW en is ook in dit wetsvoorstel geregeld. Inhoudelijk wijkt het voorschrift niet af van dat uit de PSW.

Voltijd en deeltijd
Niet alleen moet werknemers die werken in deeltijd een aanbod tot het sluiten van een pensioenovereenkomst worden gedaan, wanneer voltijders een dergelijk aanbod wordt gedaan. Ook geldt ten aanzien van ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen dat dit aanbod qua inhoud voor deeltijders vergelijkbaar dient te zijn met dat voor voltijdwerknemers. In die gevallen verwerven deeltijdwerknemers naar rato van hun deeltijdpercentage het pensioen dat zij zouden krijgen als zij voltijds zouden werken. De bepalingen ten aanzien van de gelijke behandeling van voltijd- en deeltijdwerknemers verschillen inhoudelijk niet van de PSW.

Leeftijd van de werknemer en duur van het arbeidscontract
Zowel ten aanzien van leeftijd van de werknemer als duur van het arbeidscontract geldt dat de inhoud van de pensioenovereenkomst voor verschillende leeftijdsgroepen of werknemers die op basis van contract met een verschillende duur werken, geen onderscheid mag maken, tenzij dit objectief gerechtvaardigd is.

Partners, gehuwden en geregistreerde partners
Geregistreerde partners worden op grond van het BW en de PSW gelijkgesteld met gehuwden. Dat betekent dat als aan gehuwden een partnerpensioen wordt aangeboden, dat ook aan werknemers met een geregistreerde partner aangeboden moet worden. Ook dient de inhoud van de regeling gelijk te zijn. Er geldt geen plicht tot gelijke behandeling van niet-geregistreerde samenwonenden in vergelijking met geregistreerden of gehuwden. Bij de indiening van de Algemene wet gelijke behandeling (AWGB artikel 5, zesde lid) is bewust voor deze uitzondering gekozen. De regering acht het nog steeds niet noodzakelijk hier gelijke behandeling voor te schrijven. Sociale partners hoeven niet gedwongen te worden tot het voorzien in een partnerpensioen voor niet-geregistreerde samenwonenden als sociale partners daar geen behoefte aan hebben. De Tweede Kamer heeft deze lijn ondersteund bij de behandeling van het wetsvoorstel Recht van keuze voor ouderdomspensioen in plaats van nabestaandenpensioen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen (Kamerstukken II 1999/2000, 26 711). Wel is bij de kamerbehandeling een motie aangenomen die de regering verzoekt waar mogelijk ongehuwd samenwonende partners gelijk te behandelen met gehuwde of geregistreerde partners (Kamerstukken II 1999/2000 26 711, nr. 25). In dit wetsvoorstel wordt als volgt invulling gegeven aan deze motie. Indien werkgevers en werknemers in een pensioenovereenkomst overeenkomen dat ook niet-geregistreerde samenwonenden in aanmerking kunnen komen voor een partnerpensioen, gelden voor hen dezelfde rechten en plichten als voor gehuwde en geregistreerde partners. Dit betekent dat, indien in een pensioenovereenkomst een partnerpensioen voor een niet-geregistreerde partner wordt toegezegd, de partner bij beëindiging van de relatie recht krijgt op een deel van het opgebouwde partnerpensioen, het zogeheten bijzonder partnerpensioen. In de PSW bestaat dit recht alleen voor gehuwde en geregistreerde partners. Daarnaast is, zoals in de PSW al is geregeld voor geregistreerde partners, in dit wetsvoorstel bepaald dat een niet-geregistreerde partner met een recht op partnerpensioen, in moet stemmen met een eventuele overeenkomst tussen de deelnemer en zijn pensioenuitvoerder over vermindering van bestaande aanspraken op ouderdomspensioen of partnerpensioen. Tot slot is bij waardeoverdracht de betrokkenheid van de partner, in het geval er voor een deelnemer een partnerpensioen bestaat, geregeld. Daarbij wordt de situatie gelijkgetrokken met die van gehuwden en geregistreerde partners.

« terug
Verwijzingen in de toelichting: