Art. 140 Pensioenwet
Kortetermijnherstelplan
   1.Wanneer een pensioenfonds voorziet of redelijkerwijs kan voorzien dat het niet meer voldoet of niet zal voldoen aan de bij of krachtens artikel 131 gestelde vereisten ten aanzien van het minimaal vereist eigen vermogen, meldt het pensioenfonds dit onverwijld aan de toezichthouder.

   2.In de in het eerste lid bedoelde situatie dient het pensioenfonds binnen twee maanden of zoveel eerder als de toezichthouder bepaalt, een concreet en haalbaar kortetermijnherstelplan ter instemming bij de toezichthouder in. In dit kortetermijnherstelplan werkt het pensioenfonds uit hoe het uiterlijk binnen drie jaar zal voldoen aan artikel 131 waarbij:
      a. de kans op herstel verbetert;
      b. de risico’s voor de aanspraak- en pensioengerechtigden niet toenemen; en
      c. de kans op toeslagverlening niet negatief wordt beïnvloed.

   3.In afwijking van het tweede lid geldt voor het kortetermijnherstelplan een termijn van een jaar indien:
      a. niet is voldaan aan de voorwaarden in het tweede lid, sub a, b en c; of
      b. het pensioenfonds bijdragen ontvangt van een in een andere lidstaat gevestigde bijdragende onderneming.

   4.Het pensioenfonds handelt onverwijld overeenkomstig het kortetermijnherstelplan.

   5.Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de inhoud en opstelling van een kortetermijnherstelplan.

« terug
Meer informatie:

Pensioenwet: