1. Indien een ouderdomspensioenrecht van een gepensioneerde die
geen gewezen deelnemer is geweest wordt verhoogd door middel van
een toeslag, wordt het ouderdomspensioenrecht van een gepensioneerde
die wel gewezen deelnemer is geweest in dezelfde mate verhoogd indien
zij in dezelfde pensioenregeling hebben deelgenomen.
2. Indien een recht op partnerpensioen van de partner van een
overleden gepensioneerde die geen gewezen deelnemer is geweest wordt
verhoogd door middel van een toeslag, worden de partnerpensioenrechten:
a. ten behoeve van de partners van overleden gepensioneerden die
gewezen deelnemer zijn geweest;
b. ten behoeve van de partners van overleden gewezen deelnemers;
c. ten behoeve van de partners van overleden deelnemers; en
d. van de gewezen partners met een bijzonder partnerpensioen;
in dezelfde mate verhoogd, mits deze rechten voortvloeien uit een
pensioenovereenkomst die gebaseerd is op dezelfde pensioenregeling als
die van de overleden gepensioneerde die geen gewezen deelnemer is
geweest.
3. Indien een ouderdomspensioenrecht wordt verhoogd door middel
van een toeslag, wordt de aanspraak op ouderdomspensioen van een
gewezen deelnemer die in dezelfde pensioenregeling heeft deelgenomen
in dezelfde mate verhoogd.
4. Indien een aanspraak op partnerpensioen van een gepensioneerde
die geen gewezen deelnemer is geweest wordt verhoogd door middel van
een toeslag, worden de partnerpensioenaanspraken:
a. ten behoeve van de partner van een gepensioneerde die wel gewezen
deelnemer is geweest;
b. ten behoeve van de partner van een gewezen deelnemer; en
c. van de gewezen partner met een bijzonder partnerpensioen;
in dezelfde mate verhoogd, mits deze aanspraken voortvloeien uit een
pensioenovereenkomst die is gebaseerd op dezelfde pensioenregeling als
die van de gepensioneerde die geen gewezen deelnemer is geweest.
5. Bij de verlening van toeslagen op partnerpensioen wordt geen
onderscheid gemaakt tussen partners.
6. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder gewezen deelnemer
niet verstaan de werknemer als bedoeld in artikel 1, onderdeel g, van de
Wet privatisering FVP die recht heeft op een bijdrage van de Stichting
Financiering Voortzetting Pensioenverzekering.
Memorie van Toelichting:
Met het onderhavige artikel wordt beoogd inhoudelijk dezelfde regeling te
treffen die thans in artikel 8, vijfde en zesde lid, van de PSWen artikel 9,
vierde en vijfde lid van de Regelen is opgenomen. Op grond van de PSW
kan ook een werkgever toeslagen verlenen op ingegane pensioenen
omdat zo’n toeslag niet altijd als pensioen in de zin van PSW wordt
beschouwd. Dit wetsvoorstel biedt die ruimte niet meer, omdat ook
toeslagen onder het begrip pensioen vallen. Dat betekent dat alleen een
pensioenuitvoerder de toeslagverlening kan uitvoeren.
De eis die zowel in het eerste, tweede, derde als vierde lid wordt gesteld,
namelijk dat de betrokkenen in dezelfde pensioenregeling moeten hebben
deelgenomen geldt ook op grond van de PSW. Denkbaar is dat een werkgever
twee pensioenregelingen heeft voor verschillende categorieën
deelnemers. Indien bijvoorbeeld toeslagen worden verleend aan de actiefgepensioneerden
uit de ene regeling kunnen de slapers-gepensioneerden
uit de andere pensioenregeling daaraan geen recht op gelijke behandeling
ontlenen.
Eerste lid
Het eerste lid ziet op de gelijke behandeling tussen degenen die tot hun
pensioendatum deelnemer in de pensioenregeling zijn geweest en
degenen die vóór hun pensionering met ontslag waren gegaan. Deze
groepen worden ook wel aangeduid met de term «actief-gepensioneerden
» en «slaper-gepensioneerden.» Voor alle duidelijkheid wordt opgemerkt
dat die verplichting tot gelijke behandeling inhoudt dat een slapergepensioneerde
niet slechter af mag zijn dan een actief-gepensioneerde,
maar geldt niet het omgekeerde.
Tweede lid
Deze verplichting tot gelijke behandeling geldt voor elke pensioensoort.
Dat wil zeggen dat bij verhoging van een ingegaan partnerpensioen voor
de partner van een actief-gepensioneerde, ook het ingegane partnerpensioen
voor de partner van een slapers-gepensioneerde, van een
gewezen deelnemer, van een deelnemer en voor een gewezen partner
met bijzonder partnerpensioen (zowel het recht als de aanspraak)
verhoogd moet worden.
Derde lid
Dit lid ziet op de gelijke behandeling tussen gewezen deelnemers en
gepensioneerden, met dien verstande dat de gewezen deelnemer niet
slechter af mag zijn dan de gepensioneerde. Het omgekeerde geldt niet.
Vierde lid
Wanneer een aanspraak op partnerpensioen van een gepensioneerde
wordt verhoogd, moet ook de aanspraak op partnerpensioen van de
gewezen deelnemer in dezelfde mate worden verhoogd.
Vijfde lid
Het vijfde lid is een nieuwe bepaling. Het houdt in dat bij de verlening van
toeslagen geen onderscheid gemaakt mag worden tussen de verschillende
«soorten» partners, zoals gehuwden, geregistreerden of samenwonenden.
De toeslag op partnerpensioen en wezenpensioen hoeft niet
gelijk te zijn. Dit is in lijn met het uitgangspunt dat een partner van een
deelnemer voor wie op grond van de pensioenovereenkomst aanspraak
bestaat op partnerpensioen zoveel mogelijk hetzelfde behandeld moet
worden als een gehuwde of geregistreerde partner.
Zesde lid
Aangezien voor de hier bedoelde werknemer op basis van de
FVP-regeling de pensioenopbouw wordt voortgezet, is het niet wenselijk
dat deze tevens over dezelfde periode profiteert van de toeslagverlening
die «echte» slapers ontvangen.
|