Art. 58 Pensioenwet
Gelijke behandeling bij toeslagen
   1. Indien een ouderdomspensioenrecht van een gepensioneerde die geen gewezen deelnemer is geweest wordt verhoogd door middel van een toeslag, wordt het ouderdomspensioenrecht van een gepensioneerde die wel gewezen deelnemer is geweest in dezelfde mate verhoogd indien zij in dezelfde pensioenregeling hebben deelgenomen.
   2. Indien een recht op partnerpensioen van de partner van een overleden gepensioneerde die geen gewezen deelnemer is geweest wordt verhoogd door middel van een toeslag, worden de partnerpensioenrechten:
      a. ten behoeve van de partners van overleden gepensioneerden die gewezen deelnemer zijn geweest;
      b. ten behoeve van de partners van overleden gewezen deelnemers;
      c. ten behoeve van de partners van overleden deelnemers; en
      d. van de gewezen partners met een bijzonder partnerpensioen; in dezelfde mate verhoogd, mits deze rechten voortvloeien uit een pensioenovereenkomst die gebaseerd is op dezelfde pensioenregeling als die van de overleden gepensioneerde die geen gewezen deelnemer is geweest.
   3. Indien een ouderdomspensioenrecht wordt verhoogd door middel van een toeslag, wordt de aanspraak op ouderdomspensioen van een gewezen deelnemer die in dezelfde pensioenregeling heeft deelgenomen in dezelfde mate verhoogd.
   4. Indien een aanspraak op partnerpensioen van een gepensioneerde die geen gewezen deelnemer is geweest wordt verhoogd door middel van een toeslag, worden de partnerpensioenaanspraken:
      a. ten behoeve van de partner van een gepensioneerde die wel gewezen deelnemer is geweest;
      b. ten behoeve van de partner van een gewezen deelnemer; en
      c. van de gewezen partner met een bijzonder partnerpensioen;
in dezelfde mate verhoogd, mits deze aanspraken voortvloeien uit een pensioenovereenkomst die is gebaseerd op dezelfde pensioenregeling als die van de gepensioneerde die geen gewezen deelnemer is geweest.
   5. Bij de verlening van toeslagen op partnerpensioen wordt geen onderscheid gemaakt tussen partners.
   6. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder gewezen deelnemer niet verstaan de werknemer als bedoeld in artikel 1, onderdeel g, van de Wet privatisering FVP die recht heeft op een bijdrage van de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering.

Memorie van Toelichting:
Met het onderhavige artikel wordt beoogd inhoudelijk dezelfde regeling te treffen die thans in artikel 8, vijfde en zesde lid, van de PSWen artikel 9, vierde en vijfde lid van de Regelen is opgenomen. Op grond van de PSW kan ook een werkgever toeslagen verlenen op ingegane pensioenen omdat zo’n toeslag niet altijd als pensioen in de zin van PSW wordt beschouwd. Dit wetsvoorstel biedt die ruimte niet meer, omdat ook toeslagen onder het begrip pensioen vallen. Dat betekent dat alleen een pensioenuitvoerder de toeslagverlening kan uitvoeren.
De eis die zowel in het eerste, tweede, derde als vierde lid wordt gesteld, namelijk dat de betrokkenen in dezelfde pensioenregeling moeten hebben deelgenomen geldt ook op grond van de PSW. Denkbaar is dat een werkgever twee pensioenregelingen heeft voor verschillende categorieën deelnemers. Indien bijvoorbeeld toeslagen worden verleend aan de actiefgepensioneerden uit de ene regeling kunnen de slapers-gepensioneerden uit de andere pensioenregeling daaraan geen recht op gelijke behandeling ontlenen.

Eerste lid
Het eerste lid ziet op de gelijke behandeling tussen degenen die tot hun pensioendatum deelnemer in de pensioenregeling zijn geweest en degenen die vóór hun pensionering met ontslag waren gegaan. Deze groepen worden ook wel aangeduid met de term «actief-gepensioneerden » en «slaper-gepensioneerden.» Voor alle duidelijkheid wordt opgemerkt dat die verplichting tot gelijke behandeling inhoudt dat een slapergepensioneerde niet slechter af mag zijn dan een actief-gepensioneerde, maar geldt niet het omgekeerde.

Tweede lid
Deze verplichting tot gelijke behandeling geldt voor elke pensioensoort. Dat wil zeggen dat bij verhoging van een ingegaan partnerpensioen voor de partner van een actief-gepensioneerde, ook het ingegane partnerpensioen voor de partner van een slapers-gepensioneerde, van een gewezen deelnemer, van een deelnemer en voor een gewezen partner met bijzonder partnerpensioen (zowel het recht als de aanspraak) verhoogd moet worden.

Derde lid
Dit lid ziet op de gelijke behandeling tussen gewezen deelnemers en gepensioneerden, met dien verstande dat de gewezen deelnemer niet slechter af mag zijn dan de gepensioneerde. Het omgekeerde geldt niet.

Vierde lid
Wanneer een aanspraak op partnerpensioen van een gepensioneerde wordt verhoogd, moet ook de aanspraak op partnerpensioen van de gewezen deelnemer in dezelfde mate worden verhoogd.

Vijfde lid
Het vijfde lid is een nieuwe bepaling. Het houdt in dat bij de verlening van toeslagen geen onderscheid gemaakt mag worden tussen de verschillende «soorten» partners, zoals gehuwden, geregistreerden of samenwonenden. De toeslag op partnerpensioen en wezenpensioen hoeft niet gelijk te zijn. Dit is in lijn met het uitgangspunt dat een partner van een deelnemer voor wie op grond van de pensioenovereenkomst aanspraak bestaat op partnerpensioen zoveel mogelijk hetzelfde behandeld moet worden als een gehuwde of geregistreerde partner.

Zesde lid
Aangezien voor de hier bedoelde werknemer op basis van de FVP-regeling de pensioenopbouw wordt voortgezet, is het niet wenselijk dat deze tevens over dezelfde periode profiteert van de toeslagverlening die «echte» slapers ontvangen.

« terug