Art. 29 Pensioenwet
Melding door verzekeraar bij premieachterstand en gevolgen van premieachterstand
   1.Een verzekeraar informeert de deelnemers en de werkgever wanneer de premieachterstand het noodzakelijk maakt de opbouw van pensioenaanspraken te beëindigen door premievrijmaking of pensioenaanspraken zonder premievrije waarde te laten vervallen.
   2.Een verzekeraar kan de in het eerste lid bedoelde mededeling aan de deelnemers pas doen indien hij zich aantoonbaar heeft ingespannen om de achterstallige premie te innen.
   3.De verzekeraar kan op zijn vroegst drie maanden na de in het eerste lid bedoelde mededeling de opbouw van pensioenaanspraken beëindigen door premievrijmaking of pensioenaanspraken zonder premievrije waarde laten vervallen.
   4.De premievrijmaking, bedoeld in het derde lid, vindt op zijn vroegst plaats per de datum die vijf maanden voor het tijdstip van informeren van de deelnemers is gelegen.
   5.De dekking van het arbeidsongeschiktheidsrisico of het overlijdensrisico blijft volledig in stand tot drie maanden na de in het eerste lid bedoelde mededeling.
   6.Bij de premievrijmaking wordt de verzekering premievrij voortgezet zonder verrekening van premie en rente met de pensioenaanspraken. Kosten, voor zover voortvloeiend uit het premievrij maken, worden evenmin verrekend met de pensioenaanspraken.
   7.Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op een premiepensioeninstelling.

Memorie van Toelichting
Zoals in paragraaf 4.7.2 en volgende van deze memorie van toelichting is aangegeven wordt in deze wet onderscheid gemaakt tussen de procedure voor pensioenfondsen en verzekeraars.
Voor verzekeraars geldt dat zij bij het niet-betalen door de werkgever, evenals op basis van huidig recht, de verzekering premievrij kunnen maken dan wel, wanneer er sprake is van een verzekering zonder premievrije waarde, dus een verzekering op risicobasis, deze kunnen laten vervallen. Nieuw is dat zij dat recht alleen hebben wanneer zij de betrokkenen daarover rechtstreeks hebben geïnformeerd én dat zij moeten kunnen aantonen dat zij geprobeerd hebben de premie alsnog te innen. Een dergelijke inspanning kan bijvoorbeeld plaatsvinden door middel van het versturen van een aanmaning door de verzekeraar aan de werkgever. Voor de tekst van deze bepaling is aansluiting gezocht bij artikel 7.17.3.15, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek zoals dat is geformuleerd in de wet houdende aanpassing van de wetgeving aan en invoering van de wet tot vaststelling van titel 7.17 (verzekering) en titel 7.18 (lijfrente) van het nieuwe Burgerlijk Wetboek (Invoeringswet titel 7.17 en titel 1.18 Burgerlijk Wetboek), Kamerstukken I 2002/03, 19 529. Daarin is bepaald dat het niet betalen van de premie pas gevolg heeft nadat de verzekeraar de betrokkenen op dat gevolg heeft gewezen en betaling binnen een daarbij op ten minste één maand gestelde termijn is uitgebleven.

Vierde lid*
Op grond van dit lid geldt dat bij premievrijmaking uitgegaan mag worden van de waarde die deze verzekering had, uiterlijk drie maanden voor de mededeling. Bijvoorbeeld, er is premie verschuldigd op 1 april. De verzekeraar deelt de deelnemers op 1 juli mede dat er premieachterstand is. De verzekeraar mag dan op zijn vroegst op 1 augustus overgaan tot premievrijmaking. De premievrijmaking geschiedt dan op basis van de premievrije waarde per 1 april, dat is drie maanden voor het tijdstip van informering.

Vijfde lid**
Ten aanzien van verzekeringen die een arbeidsongeschiktheids- of overlijdensrisico dekken geldt dat de dekking volledig in stand blijft tot een maand na het moment van mededeling. Dit vloeit feitelijk al voort uit het tweede lid waarin staat dat het verval pas een maand na de mededeling kan plaatsvinden maar is voor alle duidelijkheid hier expliciet bepaald. Dit betekent dat bij een premieachterstand op 1 april en een mededeling op 1 juni de dekking in stand moet blijven tot 1 juli zodat bij het intreden van het risico (overlijden of arbeidsongeschiktheid) voor 1 juli recht bestaat op een volledig arbeidsongeschiktheids- of nabestaandenpensioen.

Zesde lid
Het zesde lid is nieuw en houdt in dat de in artikel 7.17.3.15, tweede lid, BW gegeven mogelijkheid tot verrekening van de achterstallige premie, bedongen rente en kosten die de werkgever zou moeten voldoen ten aanzien van de premievrije waarde van pensioenaanspraken niet bestaat. Uiteraard is het ook niet toegestaan dat premieachterstand zou kunnen leiden tot korting van de reeds ingegane pensioenen van andere pensioengerechtigden die in hetzelfde collectieve contract zijn verzekerd.

*N.B. In de derde Nota van Wijziging is de termijn verlengd van drie naar vijf maanden.
De toelichting hierop luidt als volgt:
De periode waarin verzekeraars zich kunnen inspannen om achterstallige premies te innen voordat de opbouw van ouderdomspensioen wordt beëindigd, wordt verlengd. Verzekeraars mogen, één maand nadat de deelnemers hierover zijn geïnformeerd, de opbouw van aanspraken op ouderdomspensioen tot vijf maanden vóór het tijdstip waarop de deelnemers zijn geïnformeerd met terugwerkende kracht beëindigen in plaats van de drie maanden uit het wetsvoorstel. Verzekeraars hebben daardoor een substantiële periode om daadwerkelijk inhoud te geven aan de plicht zich aantoonbaar in te spannen om de achterstallige premies te innen.

Voor deelnemers heeft dit enerzijds het nadeel dat zij over een langere periode dan in het wetsvoorstel achteraf te horen kunnen krijgen dat er geen pensioen is opgebouwd. Anderzijds zal er minder vaak bij deelnemers onnodig onrust ontstaan doordat een werkgever alsnog de premies betaalt nadat de deelnemers zijn geïnformeerd. Overigens blijft de plicht bestaan voor verzekeraars om deelnemers gedurende deze periode van 6 maanden te dekken voor arbeidsongeschiktheids- en overlijdensrisico.

**N.B. Door een amendement is de in de Memorie van Toelichting genoemde termijn van een maand in de wettekst vervangen door 'drie maanden' (zie lid 3 en lid 5).

De toelichting van de indienders van het amendement voor de verlenging van de termijn luidt als volgt:
Verzekeraars hebben vijf maanden de tijd om met terugwerkende kracht een regeling op te zeggen. Onderdelen die op risicobasis zijn aangegaan mogen niet met terugwerkende kracht worden ontbonden. De verzekeraar mag een maand na informeren van de deelnemers de regeling premievrij maken.

Deelnemers hebben hierdoor slechts een maand de tijd zich elders te verzekeren. De indieners van het amendement vinden deze periode te kort en niet in verhouding met de langere periode waarvoor premievrij maken mogelijk wordt.

De indieners van het amendement stellen voor de periode om tot herverzekering te komen, te verlengen tot drie maanden.

Dit amendement is aangenomen en deze periode is terug te vinden in de wettekst.

« terug