|
|
|
Eerste lid
In dit artikel is de onderbrengingsplicht van de werkgever verwoord. In de
PSW is die in artikel 2 geformuleerd, met dien verstande dat daar
gesproken wordt over de uitvoering van een toezegging en de begrippen
«pensioenovereenkomst» en «uitvoeringsovereenkomst» daar nog niet
gebruikt worden. Met de onderhavige bepaling wordt ook de relatie
gelegd tussen pensioenovereenkomst en uitvoeringsovereenkomst. Feitelijk
worden hier twee verplichtingen aan elkaar gekoppeld, namelijk de eis
tot externe onderbrenging en de eis dat dit door het sluiten en in stand
houden van een uitvoeringsovereenkomst gebeurt. Door middel van deze
onderbrengingsplicht wordt ook voldaan aan de eis die is vervat in artikel
8 van Richtlijn nr. 2003/41/EG (juridische scheiding tussen onderneming
en pensioeninstelling). Ten aanzien van de uitvoering door verzekeraars
geldt dat op basis van de PSW al de mogelijkheid bestond om een Nederlandse
pensioenregeling te laten uitvoeren door een verzekeraar die in
een andere lidstaat gevestigd is. In het eerste lid is tot uitdrukking
gebracht dat zodra er in het kader van de pensioenovereenkomst dekking
van risico plaats vindt, er onderbrenging van dat risico moet hebben
plaatsgevonden. Zolang er feitelijk nog geen verwerving van pensioenaanspraken
plaats vindt, is er ook geen nog risico dat gedekt kan worden.
Werkgever en pensioenuitvoerder zullen wél al de afspraak gemaakt
hebben dat, zodra er risico gelopen gaat worden, de werknemer bij de
pensioenuitvoerder moet zijn aangemeld.
Op grond van de onderhavige bepaling is niet vereist dat elke pensioenovereenkomst
tot een aparte uitvoeringsovereenkomst leidt. Eén
uitvoeringsovereenkomst kan betrekking hebben op meerdere pensioenovereenkomsten,
ook als de pensioenovereenkomsten inhoudelijk
verschillen.
De werkgever heeft niet alleen de plicht om een uitvoeringsovereenkomst
met een pensioenuitvoerder te sluiten, maar ook om zo’n overeenkomst in
stand te houden zolang er sprake is van verwerving van pensioenaanspraken.
Indien de werkgever op enig moment kiest voor een andere
pensioenuitvoerder, zal de uitvoeringsovereenkomst met deze andere
pensioenuitvoerder direct moeten aansluiten op de voorgaande
uitvoeringsovereenkomst. In dat geval is het mogelijk dat er collectieve
actuariële waardeoverdracht plaatsvindt van de oude naar de nieuwe
pensioenuitvoerder (zie artikel 83). Indien de werkgever zijn verplichting
om een uitvoeringsovereenkomst te sluiten in het geheel niet nakomt, of
wanneer een pensioenovereenkomst meer of andere aanspraken omvat
dan welke bij een pensioenuitvoerder zijn gewaarborgd, dan kan de werkgever
hierop door een werknemer worden aangesproken. De werknemer
zal dan moeten eisen dat er alsnog nakoming van de overeenkomst door
middel van onderbrenging plaats vindt, zonodig onder verbeuring van
een door de rechter vast te stellen dwangsom. Tevens is de werkgever in
beginsel aansprakelijk voor de schade die voortvloeit uit het feit dat de
werkgever niet of niet tijdig zijn verplichting tot onderbrenging is nagekomen.
Indien voorzien wordt in de mogelijkheid om deel te nemen in een vrijwillige
pensioenregeling moeten daarover nadere afspraken worden
gemaakt in de uitvoeringsovereenkomst tussen werkgever en pensioenuitvoerder,
bijvoorbeeld over de premiebetaling.
In de onderhavige bepaling wordt de eis gesteld dat de overeenkomst in
schriftelijke vorm tot stand komt. Totstandkoming langs elektronische weg
is ook mogelijk mits voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 227a van
Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.
In de tekst van dit artikel is met het woord «onmiddellijk» aangegeven dat
op het tijdstip waarop uit hoofde van een pensioenovereenkomst de
verwerving van pensioenaanspraken begint, er ook een uitvoeringsovereenkomst
moet ingaan, zodat de dekking direct gewaarborgd is.
Tweede lid
Zoals al in paragraaf 4.4.2 van het algemeen deel van deze memorie van
toelichting is aangegeven geldt onder bepaalde voorwaarden een uitzondering
op de verplichting tot het sluiten van een uitvoeringsovereenkomst
wanneer de uitvoering geschiedt door een bedrijfstakpensioenfonds. Door
de termen «uitvoeringsovereenkomst» en «uitvoeringsreglement» te
hanteren is voor alle betrokkenen duidelijk waar de afspraken inzake de
uitvoering terug te vinden moeten zijn.
Uiteraard zijn werkgevers die onder een verplichtstelling vallen op basis
van die verplichtstelling gehouden een uitvoeringsreglement na te leven.
Uit dit lid volgt dat ook een uitvoeringsreglement moet voldoen aan de in
artikel 24 aan de uitvoeringsovereenkomst gestelde eisen.
Derde lid
De tekst van het derde lid is nieuw, maar houdt beleidsmatig nagenoeg
geen vernieuwing in. Op grond van artikel 2, eerste lid, onderdeel d, van
de Beleidsregels ontheffingen Pensioen- en spaarfondsenwet geldt al dat
een pensioenuitvoerder in zijn hoedanigheid van werkgever geen
onderbrengingsplicht heeft voor zijn eigen werknemers. Bepalend is bij
wie een werknemer in dienst is. Wanneer een werknemer in dienst is bij
een onderneming die deel uitmaakt van een concern, waarin ook een
verzekeraar zit, kunnen zijn pensioenaanspraken bij die verzekeraar
worden ondergebracht. Er wordt dan geen gebruik gemaakt van de door
dit lid gegeven uitzonderingsmogelijkheid, omdat de werkgever immers
niet dezelfde rechtspersoon is als de pensioenuitvoerder. Nieuw is de eis
dat er een uitvoeringsreglement moet worden opgesteld. Voor alle duidelijkheid,
de uitzondering ziet alleen op de onderbrengingsplicht en het
sluiten van een uitvoeringsovereenkomst, de overige bepalingen van de
Pensioenwet gelden wel.
Vierde lid
Dit lid is gebaseerd op artikel 2, elfde lid, van de PSW zoals dat is geformuleerd
in het wetsvoorstel ter implementatie van richtlijn 2003/41/EG
(Kamerstukken II 2004/05, 30 104, nr. 2).
TOELICHTING OVER PPI
De PPI wordt opgenomen in de definitie van pensioenuitvoerder. De werkgever
kan dus, in beginsel, de pensioenovereenkomsten ook onderbrengen
bij een PPI. Omdat de PPI echter alleen bepaalde premieovereenkomsten
kan gaan uitvoeren wordt een zin aan artikel 23 van de
Pensioenwet toegevoegd waarmee deze beperking expliciet wordt
gemaakt. Dit betekent onder meer dat regelingen die het label CDC
hebben, maar die wel verzekeringstechnische risico’s kennen en onder
toepassing van het FTK vallen, niet door de PPI uitgevoerd mogen
worden. Immers de PPI mag geen risico’s dragen.
Op grond van artikel 27, eerste lid, van de Wet op de ondernemingsraden
(WOR) heeft de werkgever instemming nodig van de ondernemingsraad
als hij de pensioenregeling wil onderbrengen bij een verzekeraar. In artikel
23, vierde lid, van de Pensioenwet is bepaald dat deze bepaling van overeenkomstige
toepassing is indien de werkgever de pensioenregeling wil
onderbrengen bij een pensioeninstelling uit een andere lidstaat of een
pensioenfonds dat is ontheven van de regels met betrekking tot de paritaire
bestuurssamenstelling. Voorgesteld wordt om ook bij de beslissing
van de werkgever de pensioenregeling onder te brengen bij een PPI de
regeling van artikel 27 van de WOR van overeenkomstige toepassing te
laten zijn. Op deze wijze wordt de inspraak van werknemers/deelnemers
bij dit voornemen van de werkgever geregeld. Dit betekent natuurlijk ook
dat de werkgever die de pensioenregeling niet meer door een verzekeraar
maar door een PPI wil laten uitvoeren daarvoor instemming van de ondernemingsraad
moet krijgen.
|
|
|