Art. 3 Pensioenwet
Gedeeltelijke toepasselijkheid bij personen, niet zijnde werknemer of werkgever, die onder de werkingssfeer van een verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds vallen
   1. Deze wet is met uitzondering van de artikelen 7 en 9 van overeenkomstige toepassing op de persoon die geen werkgever of werknemer is, die in een arbeidsverhouding werkt waarbij tegen beloning persoonlijke arbeid wordt verricht en die onder de werkingssfeer valt van een door een verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds uitgevoerde pensioenregeling.    2. Deze wet is met uitzondering van de artikelen 7 en 9 van overeenkomstige toepassing op de persoon die als zelfstandige onder de werkingssfeer valt van een door een verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds uitgevoerde pensioenregeling.

Memorie van Toelichting
Uitgangspunt voor het wetsvoorstel is dat dit van toepassing is op werkgevers en werknemers. Sociale partners in een bedrijfstak kunnen, wanneer sprake is van een verplichtgestelde bedrijfstakpensioenregeling afspreken dat er naast werknemers ook personen die niet aan de definitie van werknemer voldoen aan deze pensioenregeling moeten deelnemen.

Het gaat dan om personen die geen werknemer in de zin van dit wetsvoorstel zijn maar wel persoonlijke arbeid verrichten tegen beloning, of zelfstandigen die in die bedrijfstak werkzaam zijn. Ook directeur-grootaandeelhouders worden op deze wijze onder de reikwijdte van dit wetsvoorstel gebracht, daarin voorziet dit artikel. In beginsel worden alle bepalingen van het wetsvoorstel die betrekking hebben op een deelnemerwerknemer, op overeenkomstige wijze van toepassing verklaard op deze groep personen. Er zijn echter ook een tweetal bepalingen expliciet uitgezonderd.

De verhouding tussen artikel 2, derde lid, en artikel 3 is als volgt. Op degenen die geen werknemer zijn in de zin van de Pensioenwet is deze desondanks van toepassing wanneer:

« terug
Pensioenwet: