Art. 1 Pensioenwet
Definitie dga
- directeur-grootaandeelhouder:
a.persoonlijk houder van aandelen welke ten minste een tiende deel van het geplaatste kapitaal van de vennootschap van de werkgever vertegenwoordigen;
b.indirect persoonlijk houder van aandelen welke ten minste een tiende deel van het geplaatste kapitaal van de vennootschap van de werkgever vertegenwoordigen; of
c.houder van certificaten van aandelen, uitgegeven door tussenkomst van een administratiekantoor waarvan hij voor ten minste een tiende deel in het bestuur vertegenwoordigd is, welke ten minste een tiende deel van het geplaatste kapitaal van de vennootschap vertegenwoordigen;


Memorie van Toelichting
Voor de criteria wie als directeur-grootaandeelhouder wordt aangemerkt wordt aangesloten bij de PSW. Dit zal op grond van artikel 2, eerste lid, nader worden uitgewerkt bij ministeriële regeling. Nieuw is dat nu wordt voorgesteld om in de wet zelf te bepalen dat certificaathouders onder bepaalde voorwaarden als directeur-grootaandeelhouders aangemerkt kunnen worden.

Er wordt in dit artikel gesproken over «persoonlijk houder of indirect persoonlijk houder» om te benadrukken dat iemand die in gemeenschap van goederen gehuwd is met een grootaandeelhouder door dit enkele feit geen grootaandeelhouder in de zin van dit wetsvoorstel is.

Met de term «indirect houder» wordt gedoeld op de situatie dat de aandelen niet direct in de vennootschap van de werkgever worden gehouden, maar dat de betrokkene aandelen heeft in een vennootschap die aandelen heeft in de vennootschap van de werkgever. Het kan daarbij ook gaan om een situatie waarin iemand in dienst is van een Nederlandse onderneming, die een dochter is van een buitenlandse onderneming en waarbij de werknemer grootaandeelhouder is in dat buitenlandse moederbedrijf.

« terug