|
|
|
In het eerste lid zijn definitiebepalingen opgenomen van begrippen die in
de nieuwe afdeling voorkomen of hiervoor relevant zijn. Daarbij is zoveel
mogelijk aangesloten bij de definitiebepalingen zoals deze in artikel 2 van
de richtlijn zijn opgenomen. De definitiebepalingen zijn alleen van toepassing
in de nieuwe afdeling 6.3.3a (oneerlijke handelspraktijken). De
meeste definitiebepalingen spreken voor zich, daarom zal alleen nog
worden ingegaan op de onderdelen c, f en g waarin de begrippen
«product», «professionele» toewijding en «uitnodiging tot aankoop»
worden gedefinieerd.
Onderdeel c (Product)
Onder het begrip «product» vallen zowel goederen (roerende en onroerende
zaken en vermogensrechten, artikel 3:1 van het BW) als diensten.
Om misverstanden te voorkomen is in de definitie uitdrukkelijk bepaald
dat elektriciteit voor de toepassing van afdeling 6.3.3a als goed wordt
aangemerkt. Een definitie van het begrip «product» is reeds opgenomen
in artikel 6:187 BW, maar deze definitie is uitsluitend van toepassing op
afdeling 6.3.3 (productenaansprakelijkheid) en heeft bovendien een
andere reikwijdte omdat deze zich beperkt tot roerende zaken.
Onderdeel f (Professionele toewijding)
In de definitie van «professionele toewijding» zijn twee elementen opgenomen.
Het eerste element is «de bijzondere vakkundigheid» en het
tweede «de zorgvuldigheid». Indien een handelaar ten aanzien van beide
elementen op een normaal niveau (of hoger) functioneert, is hij professioneel
toegewijd. Dit zal per geval moeten worden vastgesteld aan de hand
van de concrete omstandigheden van het geval. De «normaliteit» van het
niveau van de voor de handelaar geldende professionele standaard kan
worden beoordeeld aan de hand van verschillende feiten en omstandigheden.
Welk het niveau van de professionele standaard is of zou moeten
zijn, kan bijvoorbeeld worden afgeleid uit de handelsgebruiken in een
bepaalde sector, een gedragscode of een afgelegde eed of belofte. Indien
in een bepaalde sector of bedrijfstak in een gedragscode regels zijn vastgelegd
inzake «de normale marktpraktijk», kan deze gedragscode als
referentie worden gebruikt bij het bepalen of een bepaalde handelspraktijk
in strijd is met de professionele toewijding. Consumenten en handelaren,
ook zij die niet bij de gedragscode zijn aangesloten, worden dan immers
geacht te weten welke de geldende normen zijn. De rechter kan in zijn
beoordeling meenemen of een code tweezijdig tot stand is gekomen. Het
gegeven dat de handelaar is toegelaten tot een beroep of over een voor
het beroep vereist diploma beschikt, is op zichzelf in beginsel onvoldoende
om professionele toewijding aan te nemen.
Onderdeel g (Uitnodiging tot aankoop)
Van een uitnodiging tot aankoop is sprake indien er een concreet product
met prijs wordt genoemd (eventueel «prijs vanaf») die de consument in
staat stelt een aankoop te doen. Advertenties om de naamsbekendheid
van een product te vergroten, vallen om die reden dus niet onder de definitie.
Voor een nadere toelichting en de context waarin dit begrip van
belang is, wordt verwezen naar de toelichting bij de artikelen 193d en
193e (misleidende omissies).
In het tweede lid van artikel 6:193a is verduidelijkt dat in afdeling 6.3.3a
onder het begrip «gemiddelde consument» mede wordt verstaan het
gemiddelde lid van een specifieke groep waarop de handelaar zich richt of
waarvan de handelaar redelijkerwijs kan voorzien dat die groep bijzonder
gevoelig is voor de handelspraktijk of voor het onderliggende product. In
de toelichting op artikel 193b wordt nader ingegaan op het belang van dit
begrip.
Het derde lid van artikel 193a is bevat een bepaling inzake de reikwijdte
van afdeling 6.3.3a. Hierin is – overeenkomstig artikel 3, tiende lid, van de
richtlijn – bepaald dat afdeling 6.3.3a niet van toepassing is op de certificering
van goederen van edelmetaal en de vermelding van het edelmetaalgehalte
voor deze goederen. Hiervoor geldt het regime van de Waarborgwet.
|
|
|