Taken pensioenuitvoerder

Productafbakening
In de producten die een pensioenfonds mag uitvoeren moeten de wezenskenmerken, collectiviteit en solidariteit, tot uiting komen. De uitwerking van dit beginsel komt overeen met de taakafbakeningsafspraken die verzekeraars met pensioenfondsen hebben gemaakt:

– een basispensioenregeling is verplicht
Pensioenfondsen mogen niet uitsluitend een vrijwillige pensioenregeling aanbieden. Er moet altijd een basispensioenregeling aanwezig zijn, waaraan deelneming voor alle deelnemers van het pensioenfonds in beginsel is verplicht. Vrijwillige voorzieningen moeten dus altijd zijn gekoppeld aan een dergelijke verplichte pensioenregeling.

– solidariteitscriteria
De bijdrage van de werkgever in de premie is ten minste 10%. Het fonds hanteert een doorsneepremie.

De kosten van het toeslagbeleid worden door het collectief gedragen. Bij beëindiging van een vrijwillige voorziening, waarbij kapitaal wordt opgebouwd, moet het kapitaal worden omgezet in een pensioenaanspraak, waarvoor dezelfde voorwaarden gelden als voor de basispensioenregeling.

– beperking vrijwillige voortzetting
Zowel voor pensioenfondsen als voor verzekeraars geldt, dat, in geval van einde deelnemerschap na ontslag, de pensioenregeling gedurende maximaal drie jaar mag worden voortgezet. Een uitzondering wordt gemaakt voor ondernemers (zie ook onder 4.8.8).

Het verschil tussen pensioenfondsen en verzekeraars is natuurlijk wel, dat verzekeraars een derdepijlerpensioen kunnen aanbieden na afloop van de voortzetting, en pensioenfondsen niet.

– doorsneepremie
Zoals geregeld in de Wet Bpf 2000, moeten bedrijfstakpensioenfondsen een doorsneepremie hanteren.

– ingekocht pensioen gelijk behandelen als basispensioen
Inkoop van gemiste pensioenopbouw is alleen toegestaan, indien de aanspraken daaruit gelijk behandeld worden aan die van de basisregeling.

Inkoop over verstreken jaren worden alleen fiscaal gefacilieerd wanneer in die jaren sprake was van een dienstbetrekking, of een daarmee gelijkgestelde situatie. De inkoopmogelijkheid moet zijn voorzien in het pensioenreglement, en ook hierop gelden de solidariteitscriteria.

– pensioenfondsen met verschillende regelingen moeten financieel één geheel vormen
Pensioenfondsen mogen meer dan één regeling voeren, zolang er sprake is van één geheel, dat wil zeggen dat er geen afgescheiden vermogens voor de diverse basis- of aanvullende pensioenregelingen bestaan. Voor elke regeling afzonderlijk geldt de eis van een kostendekkende premie. Mocht desondanks ten aanzien van één regeling een tekort ontstaan, dan moet de mogelijkheid aanwezig zijn dat dit tekort wordt aangevuld vanuit de totale reserves van het pensioenfonds. Met deze eis tot kruissubsidiëring wil de wetgever voorkomen dat aantasting van de opgebouwde pensioenaanspraken plaatsvindt in een bepaalde regeling, terwijl het fonds in totaliteit nog over voldoende middelen beschikt.
« terug

Memorie van Toelichting over: