Relatie met deelnemers

Zorgplicht bij premieovereenkomsten met beleggingsvrijheid
In de relatie tot de deelnemers krijgt de pensioenuitvoerder in de Pensioenwet een extra zorgplicht opgelegd, als de deelnemer bij een premieovereenkomst zelf kan bepalen hoe er wordt belegd. Hoewel deze constructie is overeengekomen door werkgever en werknemer zelf, wil de wetgever hem toch beschermen tegen het risico van een tegenvallend eindkapitaal. Die bescherming moet worden geboden door de pensioenuitvoerder, die grenzen dient te stellen aan de beleggingsvrijheid van de deelnemers.

Oorspronkelijk ging de wetgever hierin heel ver. De uitvoerder zou het beleggingsrisico inhoudelijk moeten toetsen, en als hij tot de slotsom zou komen dat dit onaanvaardbaar groot is, zou de uitvoerder zonder toestemming van de deelnemer de beleggingsmix moeten aanpassen.

Door amendering geeft de wet nu de deelnemer, die aangeeft zelf te willen beleggen, de vrijheid om dat te kunnen doen. Uitgangspunt blijft dat de pensioenuitvoerder alle beleggingsbeslissingen neemt, maar hij biedt de deelnemers de mogelijkheid om de verantwoordelijkheid voor de beleggingen over te nemen.

De extra zorgplicht van de pensioenuitvoerder bestaat eruit dat hij de deelnemer, die de verantwoordelijkheid voor de beleggingen heeft overgenomen, moet adviseren over de spreiding van de beleggingen in relatie tot de duur van de periode tot pensioendatum, waarbij het beleggingsrisico kleiner wordt naarmate de pensioendatum nadert.

Voorts legt de wetgever de pensioenuitvoerder de plicht op om ten minste één keer per jaar te onderzoeken of de beleggingen zich binnen deze grenzen bevinden en de uitkomst van zijn onderzoek te melden aan de deelnemer.

Door deze bepaling is de oorspronkelijk door de wetgever bedoelde zorgplicht omgezet in een adviesplicht, waarop de adviesregels van de Wet financiële dienstverlening van toepassing zijn.
« terug

Memorie van Toelichting over:

Pensioenwet: