Relatie met deelnemers | Waardeoverdracht

Wisseling van werkgever of toetreding tot een beroepspensioenregeling
Wanneer een individuele werknemer van werkgever verandert of verplicht gaat deelnemen aan een beroepspensioenregeling, is de pensioenuitvoerder verplicht op verzoek van de gewezen deelnemer tot waardeoverdracht over te gaan. De ontvangende pensioenuitvoerder is verplicht om na een verzoek tot waardeoverdracht van een deelnemer de overdrachtswaarde aan te wenden ter verwerving van pensioenaanspraken voor die deelnemer.

De partner van de (gewezen) deelnemer die begunstigde is voor het partnerpensioen moet met de waardeoverdracht van het partnerpensioen instemmen.

In de nieuwe pensioenregeling moet de deelnemer binnen zes maanden na aanvang van de verwerving van pensioenaanspraken een opgave van zijn pensioenaanspraken hebben opgevraagd bij zijn oude pensioenuitvoerder.
Overschrijdt de deelnemer deze termijn, dan vervalt de verplichting van de pensioenuitvoerder om medewerking te verlenen. De gewezen deelnemer kan in dat geval een verzoek indienen, maar het staat de uitvoerder dan vrij positief of negatief op dat verzoek te reageren. Diezelfde situatie is aanwezig, indien geen sprake is van een individuele beëindiging.

Dekkingsgraad onder 100%
Het recht op waardeoverdracht wordt opgeschort, wanneer de financiële positie van de nieuwe pensioenuitvoerder daartoe aanleiding geeft. Dat is het geval, wanneer de dekkingsgraad bij het overdragende of ontvangende pensioenfonds lager is dan 100%, of bij de overdragende of ontvangende verzekeraar de noodregeling van toepassing is. Hierbij worden niet alleen de belangen van de individueel overstappende deelnemer in beschouwing genomen, maar ook die van de achterblijvende respectievelijk nieuwe deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden. Zij zouden in een dergelijke situatie door een waardeoverdracht kunnen worden geschaad. Het recht herleeft, zodra de financiële situatie weer op orde is.

De actuariële waarde van de over te dragen aanspraken moeten bij de nieuwe uitvoerder op individuele basis dezelfde zijn als bij de oude.

Waarden opgebouwd vóór 8 juli 1994
Er bestaat geen recht op overdracht, voorzover het gaat om waarde die behoort bij aanspraken, opgebouwd in een dienstbetrekking die vóór 8 juli 1994 is beëindigd. De pensioenuitvoerder is dus niet verplicht om aan een dergelijke waardeoverdracht mee te werken. Wel maakt de Pensioenwet dit voor hem makkelijker.

Pensioenuitvoerders zijn terughoudend in hun medewerking van waardeoverdracht op vrijwillige basis van deze pensioenaanspraken. De reden is dat deze, voorzover zij onder het overgangsrecht vallen, niet volledig zijn afgefinancierd.
Als de waarde van een dergelijke aanspraak wordt overgedragen, ontstaat er een lagere aanspraak bij de nieuwe pensioenuitvoerder. Die zal er beducht voor zijn dat de deelnemer later een claim bij hem indient om de aanspraken alsnog af te financieren. De Pensioenwet verschaft op dit punt duidelijkheid door te regelen dat de werknemer, in geval van nietvolledige affinanciering, expliciet moet instemmen met het overdragen van de feitelijke waarde en de daarbij behorende lagere aanspraak. De oude en de nieuwe pensioenuitvoerder worden daarmee gevrijwaard van claims.
« terug

Memorie van Toelichting over:

Pensioenwet: