Relatie met deelnemers

Overlijden t.g.v. uitgesloten oorzaak
De wet schenkt aandacht aan het overlijden van een deelnemer ten gevolge van een van het risico uitgesloten oorzaak.

Deze bepaling sluit aan bij hetgeen hierover is geregeld in het Burgerlijk Wetboek: ‘Overlijdt de verzekerde ten gevolge van een van het risico uitgesloten oorzaak en heeft de verzekering afkoopwaarde, dan wordt de verzekeraar een bedrag verschuldigd gelijk aan de afkoopwaarde berekend naar de dag voorafgaande aan het overlijden. Dat bedrag komt de begunstigde toe. Heeft de verzekering geen afkoopwaarde, maar wel premievrije waarde, dan wordt de verzekeringnemer geacht de dag vóór het overlijden het recht te hebben uitgeoefend als bedoeld in artikel 13 lid 2 en wordt de verzekerde geacht te zijn overleden door een niet van het risico uitgesloten oorzaak.’

De Pensioenwet nuanceert deze hoofdregel door te stellen dat het bij pensioenverzekeringen steeds moet gaan om een periodieke uitkering en dat een uitkering van de afkoopwaarde niet wenselijk is. De wet wil echter vastleggen, dat bij verzekeringen met een afkoopwaarde het spaardeel ook bij een uitgesloten doodsoorzaak wordt uitgekeerd.

« terug

Pensioenwet: