Oudedagslijfrente | Tijdstip aftrek | Mogelijkheid van terugstorting

Besluit van 3 juni 2008, nr. CPP2008/287M, Stcrt. nr. 112
8.2. Niet afgetrokken lijfrentepremies; mogelijkheid van terugstorting
8.2.1. Inleiding

Voor de premies voor lijfrenten die dienen ter compensatie van een pensioentekort (artikel 3.125 van de Wet IB 2001) gelden maxima voor de aftrekbaarheid als uitgaven voor inkomensvoorzieningen. Voor zover betaalde lijfrentepremies hoger zijn dan die maxima, behoort de lijfrente tot de grondslag van box 3. Dit kan ertoe leiden dat een relatief klein gedeelte van een lijfrente tot de grondslag van box 3 gaat behoren terwijl het grootste gedeelte tot de grondslag van box 1 behoort. Een dergelijke splitsing leidt in de praktijk meestal tot uitvoeringsproblemen. Hierna ga ik in op de mogelijkheid om een dergelijke splitsing te voorkomen.

8.2.2. Terugstorting box-3-gedeelte door verzekeraar
Een lijfrente kan gedeeltelijk tot box 1 en gedeeltelijk tot box 3 behoren. Civielrechtelijk is er één overeenkomst, maar fiscaalrechtelijk zijn er twee aanspraken. Fiscaalrechtelijk bestaat er dan ook de mogelijkheid om een handeling uit te voeren met betrekking tot het box-3-gedeelte van de lijfrente zonder dat dit gevolgen heeft voor het box-1-gedeelte van de lijfrente. Daardoor is het mogelijk een betaling ineens uit de lijfrente te doen (gedeeltelijke afkoop) die fiscaal volledig ten laste van het box-3-gedeelte komt. De verzekeraar kan dus ook een zodanige betaling ineens doen dat het box-3-gedeelte van de lijfrente geheel verdwijnt.

8.2.3. Wijze van uitvoering van de terugstorting
Voor een juiste verwerking van een betaling moet de verzekeraar het box-1- gedeelte en het box-3-gedeelte van de lijfrente afzonderlijk administreren of op het tijdstip van uitbetaling op hun juiste grootheid vaststellen.

De verzekeraar moet betalingen op lijfrenten die dienen voor de compensatie van een pensioentekort altijd aan de Belastingdienst renseigneren. Dit geldt dus ook als de betaling betrekking heeft op het box- 3-gedeelte van de lijfrente. Als de inspecteur naar aanleiding van een dergelijk renseignement vragen stelt, is het aan de belastingplichtige om aannemelijk te maken dat de afkoopsom betrekking heeft op een box-3- bezitting en dat daaraan geen gevolgen zijn verbonden voor de heffing in box 1.

De verzekeringnemer moet de verzekeraar de benodigde gegevens verstrekken, zodat de verzekeraar kan vaststellen welk gedeelte van een lijfrente tot box 1 behoort en welk gedeelte tot box 3. De verzekeringnemer moet ook aangeven welk gedeelte hij van de in ieder jaar betaalde lijfrentepremie in zijn aangifte in aftrek heeft gebracht. Voor dat gedeelte behoort de lijfrente namelijk verplicht tot box 1; het restant behoort verplicht tot box 3 (zie hierna paragraaf 8.2.4 voor lijfrenten gesloten vóór 2001). Er is pas volledige zekerheid of al dan niet aftrek is genoten zodra de aanslag over het desbetreffende jaar onherroepelijk is komen vast te staan.

Waarde box-3-gedeelte op tijdstip terugbetaling; gevolgen overschrijding
Als het box-3-gedeelte wordt terugbetaald geldt het volgende. Het uit te keren (box-3-)gedeelte van de lijfrente kan niet hoger zijn dan de waarde van de aanspraak op het tijdstip van terugbetaling voor zover die is toe te rekenen aan de niet-afgetrokken premies. De berekening van die waarde vindt plaats met toepassing van artikel 4 van de Uitv. Reg. IB 2001. Wordt meer terugbetaald dan die waarde, dan is er in zoverre sprake van een afkoop van het deel van de (box-1-) lijfrente waarvoor de premies zijn afgetrokken.

8.2.4. Niet afgetrokken premies voor lijfrenten gesloten vóór 2001
Het voorgaande geldt evenzeer voor situaties waarin aftrekbare lijfrentepremies zijn betaald naast premies die niet zijn afgetrokken, maar die hebben geleid tot een aanspraak die met toepassing van de saldomethode wordt belast in box 1 (Hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel O, van de Invoeringswet). Het gedeelte van de lijfrente dat is toe te rekenen aan deze niet afgetrokken premies kan worden afgekocht, zonder dat dit gevolgen heeft voor de heffing in box 1 over het deel van de lijfrente waarvoor de premies wel in aftrek zijn gekomen. Voor zover dat gedeelte van de lijfrente meer bedraagt dan de daarvoor betaalde en niet-afgetrokken premies, wordt over het excedent in box 1 geheven.

« terug

Wet IB 2001:

Artikel 4 Uitvoeringsregeling IB 2001 heeft betrekking op de toerekening tussen en binnen de belastbare inkomens