|
|
|
|
|
6.2. Opgave in verband met pensioenverbetering
6.2.1. Toerekenen vrijwillige premiebetalingen aan kalenderjaar of
oude dienstjaren
Vrijwillige verbetering pensioen; gevolgen aangroei in het kalenderjaar
Veel pensioenregelingen bieden de mogelijkheid tot verbetering van zowel
het pensioen van het kalenderjaar als de pensioenrechten die zijn
opgebouwd in de daarvoor gelegen dienstjaren. Op welke periode de
vrijwillige premie betrekking heeft, wordt primair bepaald door wat daarover
in de pensioenregeling en de pensioenverzekering is vastgelegd.
Bijvoorbeeld uit de pensioenregeling of de pensioenverzekering blijkt
eenduidig dat de vrijwillige pensioenpremie betrekking heeft op de inkoop
dan wel de verbetering van het pensioen over de aan het kalenderjaar
voorafgaande diensttijd. Bij de berekening van de pensioenaangroei in het
kalenderjaar van betaling hoeft hiermee geen rekening te worden gehouden.
Deze inkoop of verbetering kan wel leiden tot het in aanmerking nemen van
negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen (artikel 3.133, tweede lid,
onderdeel k, van de Wet IB 2001).
Opgave aangroei; toerekening premiebetaling bij niet eenduidige
regeling
Als uit de regeling of verzekering de toerekening van de vrijwillige
premiebetaling aan het kalenderjaar of de daarvoor liggende diensttijd niet
eenduidig blijkt maar de regeling of verzekering biedt wel de mogelijkheid
de pensioenopbouw over het kalenderjaar te optimaliseren, geldt het
volgende. De premie moet worden aangemerkt als premie die betrekking
heeft op het kalenderjaar van premiebetaling. De verzekeraar moet in zijn
opgave van de pensioenaangroei in dat kalenderjaar rekening houden met
de toename van het pensioen voor zover die uit die premiebetaling
voortvloeit.
6.2.2. Inkoop van dienstjaren
Bij inkoop van dienstjaren (artikel 10a, eerste lid, onderdelen b en f, en het
derde lid van het Uitv. besl. LB 1965) neemt de hoogte van de levenslange
inkomensvoorziening bij ouderdom toe. Deze toename kan van invloed zijn
op de vaststelling van de pensioenaangroei (artikel 3.127, eerste juncto
vierde lid, van de Wet IB 2001).
De inkoop van dienstjaren heeft geen effect op de berekening van de
pensioenaangroei van het kalenderjaar, voor zover de ingekochte diensttijd
ziet op diensttijd voorafgaand aan het kalenderjaar. De ingekochte diensttijd
heeft immers geen betrekking op de toename van de diensttijd in het
kalenderjaar.
Voor zover de inkoop betrekking heeft op dienstjaren met ingang van het
jaar 2001, kan de inkoop leiden tot het in aanmerking nemen van negatieve
uitgaven voor inkomensvoorzieningen. De inkoop kan ook gevolgen hebben
voor de hoogte van de reserveringsruimte.
6.2.3. Naheffing door beroepspensioenfonds
Als een deelnemer in een beroepspensioenfonds in enig jaar een te lage
schatting maakt van het beroepsinkomen wordt daardoor over dat jaar een
te lage pensioenpremie in rekening gebracht. Een beroepspensioenfonds
kan in een later jaar een naheffing beroepspensioenpremies opleggen.
De verzekeraar moet in dat geval de deelnemer een verbeterde opgave van
de pensioenaangroei sturen die betrekking heeft op het jaar waarvoor
oorspronkelijk een te lage premie is afgedragen aan het fonds. Achteraf
gezien kan de deelnemer als gevolg van de pensioenaangroei teveel
lijfrentepremies hebben afgetrokken in de aangifte inkomstenbelasting. Ter
voorkoming van een eventuele boete kan de belastingplichtige dan in het
jaar van pensioenverbetering een verbeterde aangifte doen (dan wel een
verzoek tot navordering), waarin hij de teveel afgetrokken lijfrentepremies
corrigeert. Omdat hierbij geen sprake is van een pensioenverbetering maar
van de achteraf juiste vaststelling van de aangroei in het jaar, worden geen
negatieve uitgaven in aanmerking genomen.
6.2.4. Wachttijd in collectieve pensioenregelingen
In een (collectieve) pensioenregeling kan een wachttijd zijn opgenomen. Als
na het verstrijken van die wachttijd een recht op levenslang
ouderdomspensioen wordt toegekend over een periode die ligt vóór het
lopende kalenderjaar, moet de pensioenuitvoerder over die periode een
(verbeterde) opgave opmaken. Voor die periode ontstaat een wijziging van
de hoogte van de pensioenaangroei doordat achteraf alsnog
pensioenrechten worden toegekend. In dat geval moet de
pensioenuitvoerder binnen redelijke termijn een (verbeterde) opgave van de
pensioenaangroei opmaken en verzenden aan de deelnemer.
Omdat hierbij geen sprake is van een pensioenverbetering maar van de
achteraf juiste vaststelling van de aangroei in het jaar, worden geen
negatieve uitgaven in aanmerking genomen.
|
|
|
|