|
|
|
|
|
3.4. Tussentijdse beëindiging van een
arbeidsongeschiktheidsverzekering
Een arbeidsongeschiktheidsverzekering waarvan de premies zijn
afgetrokken als uitgaven voor inkomensvoorzieningen kan vóór het einde
van de overeengekomen looptijd worden beëindigd. Hierbij kunnen zich
twee situaties voordoen.
Beëindiging zonder uitkering door de verzekeraar
Als de verzekeraar bij tussentijdse beëindiging van de
arbeidsongeschiktheidsverzekering geen uitkering doet, worden geen
negatieve uitgaven in aanmerking genomen. In deze situatie zijn geen
verzekerde rechten van betekenis meer aanwezig waarop artikel 3.133 van
de Wet IB 2001 van toepassing kan zijn.
Beëindiging met uitkering door de verzekeraar
Als de verzekeraar wel een uitkering doet bij tussentijdse beëindiging van
de arbeidsongeschiktheidsverzekering (zonder dat het verzekerde risico
zich heeft voorgedaan), worden op grond van de wetsystematiek negatieve
uitgaven in aanmerking genomen. De negatieve uitgaven worden in
beginsel berekend op de waarde in het economische verkeer van de
verzekering ten tijde van de beëindiging (artikel 3.137 van de Wet IB 2001).
Hierover is revisierente verschuldigd (artikel 30i van de AWR). De waarde
van de verzekering wordt bij een aanspraak waarvan nog geen periodieke
uitkeringen zijn vervallen evenwel gesteld op ten minste de premies die als
uitgaven voor een inkomensvoorziening in aanmerking zijn genomen (de
zogenoemde minimumwaarderingsregel; artikel 3.137, eerste lid, tweede
volzin, van de Wet IB 2001). Deze wettelijke bepalingen leiden in de
geschetste situatie tot onbedoelde gevolgen. Gelet hierop keur ik op grond
van artikel 63 van de AWR (hardheidsclausule) het volgende goed.
Goedkeuring; geen toepassing minimumwaarderingsregel
In de geschetste situatie zou de minimumwaarderingsregel in verhouding tot
de te ontvangen afkoopsom leiden tot een te hoog te belasten bedrag.
Omdat de risicodekkingsperiode inmiddels is verstreken, bestaat er geen
relatie meer met het bedrag van de in het verleden betaalde en afgetrokken
premies. Daarom keur ik op grond van artikel 63 van de AWR
(hardheidsclausule) goed dat de minimumwaarderingsregel niet wordt
toegepast als de verzekeraar een uitkering doet bij tussentijdse beëindiging
van een arbeidsongeschiktheidsverzekering.
Goedkeuring; geen revisierente bij verzekeringen tegen premie(s) voor
dekkingsperioden van ten hoogste een jaar
Als het gaat om de beëindiging van een arbeidsongeschiktheidsverzekering
waarvoor premie(s) voor dekkingsperioden van ten hoogste een jaar waren
verschuldigd, keur ik op grond van artikel 63 van de AWR
(hardheidsclausule) bovendien het volgende goed. Een uitkering gedaan
door de verzekeraar in verband met die beëindiging merk ik aan als een
restitutie van premie (artikel 3.132 van de Wet IB 2001). Het bedrag van de
uitkering wordt in aanmerking genomen als een teruggave van een uitgave
voor inkomensvoorzieningen. Over een dergelijke teruggave is geen
revisierente verschuldigd.
Goedkeuring; geen revisierente bij verzekering tegen premie(s) voor
dekkingsperioden langer dan een jaar en als gevolg van een
ontbindende voorwaarde
Eveneens keur ik op grond van artikel 63 van de AWR (hardheidsclausule)
goed dat een premierestitutie als een teruggave van een uitgave voor
inkomensvoorziening wordt aangemerkt waarover geen revisierente is
verschuldigd in de volgende situatie. Een
arbeidsongeschiktheidsverzekering gesloten bij een professionele
verzekeringsmaatschappij wordt beëindigd op grond van een specifieke
contractuele ontbindende voorwaarde. Voor die verzekering waren één of
meer premies voor dekkingsperioden langer dan een jaar verschuldigd. Het
gaat meestal om arbeidsongeschiktheidsverzekeringen die zijn gekoppeld
aan de woonlasten voor een eigen woning. Als door de verkoop van de
eigen woning de woonlasten wegvallen, vervalt in een dergelijk geval de
verzekering. Veelal zal de verzekeraar dan de vooruitbetaalde premie
(gedeeltelijk) restitueren. Een dergelijke premierestitutie merk ik eveneens
aan als een teruggave van een uitgave voor inkomensvoorzieningen
waarover geen revisierente verschuldigd is.
|
|
|
|
|
Art. 3.132 IB 2001 luidt: Negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen zijn teruggaven van uitgaven voor inkomensvoorzieningen.
|
|