Diverse onderwerpen | Arbeidsongeschiktheid | Tussentijdse beëindiging

Besluit van 3 juni 2008, nr. CPP2008/287M, Stcrt. nr. 112
3.4. Tussentijdse beëindiging van een arbeidsongeschiktheidsverzekering
Een arbeidsongeschiktheidsverzekering waarvan de premies zijn afgetrokken als uitgaven voor inkomensvoorzieningen kan vóór het einde van de overeengekomen looptijd worden beëindigd. Hierbij kunnen zich twee situaties voordoen.

Beëindiging zonder uitkering door de verzekeraar
Als de verzekeraar bij tussentijdse beëindiging van de arbeidsongeschiktheidsverzekering geen uitkering doet, worden geen negatieve uitgaven in aanmerking genomen. In deze situatie zijn geen verzekerde rechten van betekenis meer aanwezig waarop artikel 3.133 van de Wet IB 2001 van toepassing kan zijn.

Beëindiging met uitkering door de verzekeraar
Als de verzekeraar wel een uitkering doet bij tussentijdse beëindiging van de arbeidsongeschiktheidsverzekering (zonder dat het verzekerde risico zich heeft voorgedaan), worden op grond van de wetsystematiek negatieve uitgaven in aanmerking genomen. De negatieve uitgaven worden in beginsel berekend op de waarde in het economische verkeer van de verzekering ten tijde van de beëindiging (artikel 3.137 van de Wet IB 2001). Hierover is revisierente verschuldigd (artikel 30i van de AWR). De waarde van de verzekering wordt bij een aanspraak waarvan nog geen periodieke uitkeringen zijn vervallen evenwel gesteld op ten minste de premies die als uitgaven voor een inkomensvoorziening in aanmerking zijn genomen (de zogenoemde minimumwaarderingsregel; artikel 3.137, eerste lid, tweede volzin, van de Wet IB 2001). Deze wettelijke bepalingen leiden in de geschetste situatie tot onbedoelde gevolgen. Gelet hierop keur ik op grond van artikel 63 van de AWR (hardheidsclausule) het volgende goed.

Goedkeuring; geen toepassing minimumwaarderingsregel
In de geschetste situatie zou de minimumwaarderingsregel in verhouding tot de te ontvangen afkoopsom leiden tot een te hoog te belasten bedrag. Omdat de risicodekkingsperiode inmiddels is verstreken, bestaat er geen relatie meer met het bedrag van de in het verleden betaalde en afgetrokken premies. Daarom keur ik op grond van artikel 63 van de AWR (hardheidsclausule) goed dat de minimumwaarderingsregel niet wordt toegepast als de verzekeraar een uitkering doet bij tussentijdse beëindiging van een arbeidsongeschiktheidsverzekering.

Goedkeuring; geen revisierente bij verzekeringen tegen premie(s) voor dekkingsperioden van ten hoogste een jaar
Als het gaat om de beëindiging van een arbeidsongeschiktheidsverzekering waarvoor premie(s) voor dekkingsperioden van ten hoogste een jaar waren verschuldigd, keur ik op grond van artikel 63 van de AWR (hardheidsclausule) bovendien het volgende goed. Een uitkering gedaan door de verzekeraar in verband met die beëindiging merk ik aan als een restitutie van premie (artikel 3.132 van de Wet IB 2001). Het bedrag van de uitkering wordt in aanmerking genomen als een teruggave van een uitgave voor inkomensvoorzieningen. Over een dergelijke teruggave is geen revisierente verschuldigd.

Goedkeuring; geen revisierente bij verzekering tegen premie(s) voor dekkingsperioden langer dan een jaar en als gevolg van een ontbindende voorwaarde
Eveneens keur ik op grond van artikel 63 van de AWR (hardheidsclausule) goed dat een premierestitutie als een teruggave van een uitgave voor inkomensvoorziening wordt aangemerkt waarover geen revisierente is verschuldigd in de volgende situatie. Een arbeidsongeschiktheidsverzekering gesloten bij een professionele verzekeringsmaatschappij wordt beëindigd op grond van een specifieke contractuele ontbindende voorwaarde. Voor die verzekering waren één of meer premies voor dekkingsperioden langer dan een jaar verschuldigd. Het gaat meestal om arbeidsongeschiktheidsverzekeringen die zijn gekoppeld aan de woonlasten voor een eigen woning. Als door de verkoop van de eigen woning de woonlasten wegvallen, vervalt in een dergelijk geval de verzekering. Veelal zal de verzekeraar dan de vooruitbetaalde premie (gedeeltelijk) restitueren. Een dergelijke premierestitutie merk ik eveneens aan als een teruggave van een uitgave voor inkomensvoorzieningen waarover geen revisierente verschuldigd is.

« terug

IB 2001:
Art. 3.132 IB 2001 luidt: Negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen zijn teruggaven van uitgaven voor inkomensvoorzieningen.